ECLI:NL:RBDHA:2024:6421
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen het niet tijdig beslissen op een asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser op 26 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 november 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Op 11 januari 2024 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor de rechtbank uitspraak kon doen zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn om op de aanvraag van eiser te beslissen is verstreken en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep is ontvankelijk en gegrond verklaard.
De rechtbank heeft vervolgens een rechterlijke dwangsom opgelegd en bepaald dat de staatssecretaris alsnog binnen acht weken na de bekendmaking van de uitspraak een besluit op de asielaanvraag van eiser moet nemen. De rechtbank heeft daarbij het 8+8-wekenmodel als uitgangspunt genomen, maar in dit geval een kortere termijn vastgesteld vanwege de bijna overschrijding van de bovengrens van 21 maanden. De staatssecretaris moet een dwangsom van € 100,- betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.