ECLI:NL:RBDHA:2024:6405

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
NL24.8385
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming van eiser niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 23 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A.A. Hardoar, heeft beroep ingesteld tegen een brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, eindigt. De rechtbank heeft de zaak buiten zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank oordeelt dat er geen zitting nodig is omdat de uitkomst kennelijk is. In een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer op 16 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:5415, is vastgesteld dat de brief waartegen het beroep is gericht, niet als een besluit kan worden aangemerkt. De brief bevat enkel informatie over de gevolgen van een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van derdelanders uit Oekraïne automatisch eindigt op 4 maart 2024.

Aangezien de brief geen nieuwe juridische gevolgen creëert, is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. N.M.L. van der Kammen, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.8385

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam],

V-nummer: [Nummer], eiser
(gemachtigde: mr. A.A. Hardoar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

In de brief van 29 januari 2024 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG eindigt.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Beoordeling door de rechtbank

1. Er kan op een beroep worden beslist zonder een zitting te houden als sprake is van een kennelijke uitkomst. Dit staat in artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. Deze situatie doet zich hier voor gelet op het volgende.
2. In de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 16 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:5415, is onder meer geoordeeld dat een brief zoals die waartegen dit beroep is gericht niet is aan te merken als een besluit. Het gaat namelijk om een brief die alleen maar informatie geeft over de gevolgen van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:32. In die uitspraak is geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van zogenoemde derdelanders Oekraïne van rechtswege, dat wil zeggen: automatisch, op 4 maart 2024 eindigt. De brief roept dus geen nieuwe juridische gevolgen in het leven.
3. In artikel 1:3, eerste lid, van de Awb staat dat een besluit onder meer inhoudt dat er een juridisch gevolg wordt beoogd. In artikel 8:1 van de Awb staat dat alleen tegen besluiten beroep kan worden ingesteld.
4. Gelet hierop is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.