ECLI:NL:RBDHA:2024:6396

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
NL24.15185
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel van bewaring en zicht op uitzetting naar Gambia

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verlengingsbesluit van de maatregel van bewaring van een Gambiaanse vreemdeling. De vreemdeling, eiser, had op 12 oktober 2023 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen, die op 4 april 2024 met maximaal twaalf maanden werd verlengd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit verlengingsbesluit en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat er geen zitting nodig was en het onderzoek op 17 april 2024 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de wettelijke voorwaarden voor de verlenging van de maatregel van bewaring zijn voldaan. Eiser beschikt niet over een geldig document voor grensoverschrijding en werkt niet mee aan de verkrijging daarvan. De rechtbank wijst erop dat eiser moet meewerken aan een presentatie bij de Gambiaanse autoriteiten om zijn identiteit vast te stellen. Eiser heeft geen stappen ondernomen om de benodigde documenten te verkrijgen, ondanks zijn claim dat zijn minderjarige leeftijd hem niet kan worden verweten.

De rechtbank concludeert dat er nog steeds een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en dat er zicht op uitzetting naar Gambia is, aangezien de Gambiaanse autoriteiten de aanvraag in behandeling hebben genomen. De rechtbank wijst het beroep ongegrond en het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.15185

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. B.J. Manspeaker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 12 oktober 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Bij besluit van 4 april 2024 heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd.
Eiser heeft tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. [2] De rechtbank heeft het onderzoek op 17 april 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Gambiaanse nationaliteit te hebben.
2. Op grond van artikel 59, vijfde lid, van de Vw duurt de bewaring maximaal zes maanden. Op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw kan de bewaring ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd, indien de uitzetting, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, op grond dat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
3. Verweerder moet in het verlengingsbesluit volgens het beleid van paragraaf A5/6.8 van de Vc [3] nagaan of er voldaan is aan de voorwaarden voor verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de bewaring voor de vreemdeling onredelijk bezwarend is en of er zicht op uitzetting bestaat. Als dit voldoende gemotiveerd is, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijn [4] en het arrest Mahdi [5] voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit. Er hoeft geen aparte verzwaarde belangenafweging plaats te vinden bij het bepalen of de maatregel van bewaring verlengd mag worden. [6]
4. De rechtbank is van oordeel dat aan de wettelijke voorwaarden voor de verlenging van de maatregel van bewaring is voldaan. Vaststaat dat, zoals in het verlengingsbesluit is opgemerkt, eiser niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding en niet meewerkt aan de verkrijging daarvan. Hij weigert immers mee te werken aan een presentatie bij de Gambiaanse autoriteiten. Nu eiser voor de terugkeer afhankelijk is van een door hen te verstrekken reisdocument, mag van eiser worden verlangd dat hij hieraan wel meewerkt. Dat een dergelijke presentatie niet zou kunnen bijdragen aan de vaststelling van eisers identiteit door de Gambiaanse autoriteiten, zoals eiser kennelijk stelt, wordt dan ook niet gevolgd. Dat eiser stelt dat hem niet kan worden verweten niet over documenten te beschikken vanwege zijn minderjarige leeftijd, laat onverlet dat deze nog steeds ontbreken en eiser geen stappen heeft ondernomen om documenten te verkrijgen.
5. De rechtbank stelt vervolgens vast dat het verlengingsbesluit verwijst naar de gronden van bewaring zoals opgenomen in de maatregel van 12 oktober 2023, met uitzondering van zware grond 3d. Eiser heeft de gronden niet bestreden. Niet is gebleken dat deze gronden, die eerder al door de rechtbank zijn getoetst, zich niet langer voordoen. [7] Gelet hierop bestaat nog altijd het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
6. Eiser voert aan dat er geen zicht is op uitzetting, omdat er sinds het indienen van de lp [8] -aanvraag geen reactie is ontvangen van de Gambiaanse autoriteiten.
Verweerder heeft in het verlengingsbesluit voldoende gemotiveerd dat het zicht op uitzetting van eiser naar Gambia niet ontbreekt. De Gambiaanse autoriteiten hebben de lp-aanvraag in behandeling genomen. Niet is gebleken dat de Gambiaanse autoriteiten zullen weigeren een lp aan eiser te verstrekken, indien eiser medewerking verleent. Uit het voortgangsrapport volgt juist dat eerder twee presentaties gepland waren, waar eiser niet is verschenen.
7. Ook overigens is er geen grond voor het oordeel dat het verlengen van de duur van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr.E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Op grond van artikel 94, zevende lid, van de Vw.
3.Vreemdelingencirculaire 2000.
4.Richtlijn 2008/115/EG.
5.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 juni 2014, ECLI:EU:C:2014:1320.
6.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4460.
7.Zie de uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg van 30 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16490.
8.Laissez-passer.