ECLI:NL:RBDHA:2024:6365

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
C/09/659641 / FA RK 24-180
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen en bodemprocedure inzake gezag en zorgregeling voor minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de ouders van twee minderjarige kinderen over de zorgregeling en het gezag. De ouders, die van 7 september 2013 tot 31 juli 2018 met elkaar gehuwd zijn geweest, hebben gezamenlijk gezag over hun kinderen. De kinderen verblijven hoofdzakelijk bij de moeder, maar [kind 1] verblijft sinds januari 2023 feitelijk bij de vader. De vader heeft verzocht om wijziging van de zorgregeling en om vervangende toestemming voor verschillende zaken, waaronder reizen met de kinderen en het aanvragen van paspoorten. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader gedeeltelijk toegewezen, maar ook de noodzaak benadrukt voor ouders om hun communicatie te verbeteren in het belang van de kinderen. De rechtbank heeft beide ouders verwezen naar een traject voor ouderschapsbemiddeling om hen te helpen bij het maken van afspraken over de zorg voor de kinderen. De rechtbank heeft de kinderalimentatie vastgesteld op € 20,-- per maand voor [kind 1] en € 106,-- per maand voor [kind 2]. De moeder is verplicht om het paspoort van [kind 1] binnen veertien dagen aan de vader af te geven. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 24-180 (bodem) en FA RK 24-182 (voorlopige voorziening/ 1:253a BW)
Zaaknummers: C/09/659641 (bodem) en C/09/659645 (voorlopige voorziening/ 1:253a BW)
Datum beschikking: 29 april 2024

Voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv dan wel 1:253a BW en bodemprocedure

Beschikking op de op 8 januari 2024 ingekomen verzoeken van:

[de vader] ,

de vader,
wonende in [woonplaats 1] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. S.V. de Jong in Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende in [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. M.K. de Menthon Bake te Den Haag.
Als informanten zijn aangemerkt:

[de partner van de vader] ,

partner van de vader,
wonende in [woonplaats 1] , gemeente [gemeente] ,
en

[de echtgenoot moeder] ,

echtgenoot van de moeder,
wonende in ’ [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
In de procedure met kenmerk C/09/659645 FA RK 24-182 (vv/1:253a):
- het verzoekschrift;
- het F9-formulier van 1 maart 2024 van de zijde van de vader met bijlagen mede inhoudende een aanvullend verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- het F9-formulier van 8 maart 2024 van de zijde van de vader met bijlagen.
In de procedure met kenmerk C/09/659641 FA RK 24-180 (bodem):
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 12 januari 2024 van de zijde van de vader met bijlage;
- het F9-formulier van 1 maart 2024 van de zijde van de vader met bijlagen mede inhoudende een aanvullend verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- het F9-formulier van 8 maart 2024 van de zijde van de vader met bijlagen.
Op 12 maart 2024 zijn de zaken op de zitting van deze rechtbank
gecombineerdbehandeld. Hierbij zijn verschenen: de ouders met hun advocaten, de informanten en E. Garcia namens de Raad voor de Kinderbescherming
.
Na de zitting zijn in
beide proceduresde volgende stukken ontvangen:
  • het F9-formulier van 15 maart 2024 van de zijde van de vader;
  • het F9-formulier van 21 maart 2024 van de zijde van de vader;
  • het F9-formulier van 25 maart 2024 van de zijde van de moeder.

Feiten

- De ouders zijn met elkaar gehuwd geweest van 7 september 2013 tot 31 juli 2018.
- Zij zijn de ouders van de volgende thans nog minderjarige kinderen:
- [kind 1] , geboren op [geboortedag 1] 2013 in [geboorteplaats 1] , hierna [kind 1] ,
- [kind 2] , geboren op [geboortedag 2] 2016 in [geboorteplaats 2] , hierna [kind 2] ,
dan wel gezamenlijk: de kinderen.
- Ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
- De kinderen hebben de hoofdverblijfplaats bij de moeder. [kind 1] verblijft sinds januari 2023 echter feitelijk bij de vader.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 14 februari 2018 is - voor zover hier van belang -:
  • de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder bepaald;
  • bepaald dat de kinderen bij de vader zullen zijn:
o iedere woensdag van 9.00 uur tot donderdagochtend naar school;
o in de even weken van vrijdagmiddag 12.00 uur tot maandag naar school/opvang;
 de navolgende verdeling van de vakanties en feestdagen vastgesteld:
o herfstvakantie: in de even jaren zijn de kinderen bij de man, in de oneven jaren zijn de kinderen bij de vrouw;
o kerstvakantie: in de even jaren zijn de kinderen de eerste week bij de man, en de tweede week bij de vrouw. In de oneven jaren zijn de kinderen de eerste week bij de vrouw en de tweede week bij de man;
o kerst: de kerst wordt verdeeld in drie dagen: 24,25 en 26 december. In de even jaren heeft de man de eerste keuze voor twee aaneengesloten dagen van de drie. In de oneven jaren heeft de vrouw de eerste keuze voor twee aaneengesloten dagen van de drie. De ouder die de eerste keuze heeft, heeft de kinderen de eerste week van de kerstvakantie. De andere ouder heeft de tweede week van de kerstvakantie en viert Oud en Nieuw met de kinderen;
o voorjaars/krokusvakantie: in de even jaren zijn de kinderen bij de man, in de oneven jaren zijn de kinderen bij de vrouw;
o meivakantie: iedere ouder heeft de kinderen één week in overleg;
o zomervakantie: de zes weken worden verdeeld in ieder drie weken de zorg voor de kinderen. Bij de verdeling wordt er gekeken naar het belang en het welzijn van de kinderen. Nu de kinderen jong zijn, is een periode van drie weken zonder één van de ouders misschien te lang en zal verdelen in kleine delen wellicht wenselijk zijn. De zomervakanties zullen als volgt te verdelen zijn: 1-2-2-1. Dit zal in beginsel tot 2024 worden gehandhaafd, tenzij de ouders hier in onderling overleg van afwijken. Hierdoor heeft [kind 2] de leeftijd van zes jaar bereikt en is een verdeling van drie weken aansluitend mogelijk. Voor het jaar 2018 kan nog gelden dat de kinderen om en om één aaneengesloten week bij ieder van hun ouders verblijven;
o Pasen: in de even jaren heeft de man de eerste paasdag en de vrouw de tweede paasdag. In de oneven jaren heeft de vrouw de eerste paasdag en de man de tweede paasdag.
o Pinksteren, Koningsdag, Bevrijdingsdag en Hemelvaart: conform de reguliere zorgregeling dan wel volgens de vakantieregeling indien een van deze dagen in een vakantie vallen;
o Moederdag en Vaderdag: Moederdag zijn de kinderen vanaf de avond ervoor bij de vrouw vanaf 17.30 uur, mocht deze dag in het omgangsweekend van de man vallen, dan krijgt hij in het weekend erna de zaterdagavond 17.30 uur tot maandagochtend de kinderen. Vaderdag zijn de kinderen vanaf de avond ervoor bij de man vanaf 17.30 uur, mocht deze dag in het omgangsweekend van de vrouw vallen, dan krijgt zij in het weekend erna de zaterdagavond 17.30 uur tot maandagochtend de kinderen;
o verjaardagen ouders: op de verjaardag van de ouders zullen de kinderen op de dag aanwezig zijn bij de ouder die jarig is, vanaf 10.00 uur in de ochtend of na schooltijd, tot de volgende ochtend 10.00 uur of tot schooltijd;
o verjaardagen kinderen: in de even jaren heeft de man de kinderen op [datum 1] tot [datum 2] 10.00 uur of tot schooltijd en de vrouw [datum 3] tot [datum 4] 10.00 uur of tot schooltijd. In de oneven jaren heeft de vrouw de kinderen op [datum 1] tot [datum 2] 10.00 uur of tot schooltijd en de man [datum 3] tot [datum 4] 10.00 uur of tot schooltijd;
o de vakanties vangen aan op maandag 10.00 uur en eindigen op maandag 10.00 uur.
  • een door de vader met ingang van 31 juli 2018 te betalen kinderalimentatie aan de moeder van € 218,-- per maand per kind bepaald.
  • in het lichaam overwogen:
“Paspoorten
Ter zitting zijn de man en de vrouw overeengekomen dat de man identiteitskaarten voor de kinderen zal aanvragen. De man zal de identiteitskaarten van de kinderen beheren en de vrouw de paspoorten, zodat allebei de ouders in het bezit zijn van een geldig legitimatiebewijs voor de kinderen. Deze afspraak leent zich niet voor opname in het dictum van deze beschikking, maar bindt partijen onderling wel.”
- Na indexering bedraagt voornoemde kinderalimentatie € 247,35 per kind per maand in 2023 en in 2024 € 262,69 per kind per maand.
- Bij beschikking van 16 augustus 2022 van deze rechtbank zijn de verzoeken van de vader om de zorgregeling tussen hem en de kinderen te wijzigen naar een coouderschapsregeling en de verdeling van de vakanties, feest- en bijzondere dagen te wijzigen afgewezen.
- Bij beschikking van 5 april 2023 van het Gerechtshof Den Haag, die is verbeterd bij beschikking van 28 juni 2023 is – voor zover hier van belang – de beschikking van 16 augustus 2022 van deze rechtbank vernietigd voor zover daarin het verzoek van de vader strekkende tot wijziging van de reguliere zorgregeling is afgewezen en is – met wijziging van de beschikking van 14 februari 2018 van deze rechtbank voor zover het betreft de reguliere zorgregeling – bepaald dat [kind 1] en [kind 2] bij de vader zullen zijn:
  • in de oneven weken van woensdag uit school tot vrijdag naar school;
  • in de even weken van woensdag uit school tot maandag naar school.
De meer/andersluidende luidende verzoeken van vader tot co-ouderschap en wijziging van de vakanties, feest- en bijzondere dagen zijn afgewezen.
- Bij beschikking van 5 juni 2023 van deze rechtbank (naar aanleiding van een informele rechtsingang waarin [kind 1] om uitbreiding van de zorgregeling heeft verzocht; [kind 1] wilde zijn vader ook op donderdag zien) is - voor zover hier van belang - overwogen:
  • Omdat de zorgregeling tussen de vader en [kind 1] al is uitgebreid en hiermee tegemoet is gekomen aan de wens van [kind 1] , ziet de rechtbank in deze procedure geen aanleiding om de zorgregeling ambtshalve (opnieuw) te wijzigen.
  • Beide ouders zijn het erover eens dat het niet de bedoeling is dat deze situatie(waar in [kind 1] bij de vader verblijft)
    wordt bestendigd, maar het is de ouders op de zitting – ook niet met het behulp van de bijzondere curator en de Raad – niet gelukt om afspraken te maken over het contactherstel tussen de moeder en [kind 1] . De rechtbank spreekt hierbij nogmaals de hoop uit dat het contact tussen de moeder en [kind 1] snel wordt hersteld.
- De kinderen hebben onder toezicht gestaan van Jeugdbescherming West Haaglanden van 20 augustus 2021 tot 20 februari 2023.

Verzoek en verweer

In de procedure met kenmerk C/09/659645 FA RK 24-182 (vv/1:253a):
De vader heeft verzocht:
de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in de zomervakantie te wijzigen, in die zin dat de kinderen drie aaneengesloten weken bij de vader en drie aaneengesloten weken bij de moeder verblijven. Start de vakantie op maandag in de even week (de eerste maandag opvolgend na de start van de vakantie) dan zijn de kinderen de eerste drie weken bij de vader en de tweede drie weken bij de moeder. Start de vakantie op maandag in de oneven weken (de eerste maandag opvolgend na de start van de vakantie) dan zijn de kinderen de eerste drie weken bij de moeder en de tweede drie weken bij de vader;
hem vervangende toestemming te verlenen (welke toestemming die van de moeder vervangt) om met de kinderen van maandag 5 augustus 2024 tot maandag 26 augustus 2024 af te reizen naar [streek] , Italië;
hem vervangende toestemming te verlenen (welke toestemming die van de moeder vervangt) om [kind 1] aan te melden voor het Wereld Kampioenschap [sportwedstrijd] , welk kampioenschap wordt gehouden op (de rechtbank begrijpt) donderdag 11 juli 2024 tot en met zondag 14 juli 2024 te [plaats] , Verenigde Staten;
hem vervangende toestemming te verlenen (welke toestemming die van de moeder vervangt) om met [kind 1] vanuit Nederland van en naar [plaats] , Verenigde Staten te reizen in de periode van dinsdag 9 juli 2024 tot en met maandag 15 juli 2024;
te bepalen dat de verklaring van toestemming van de moeder tot het aanvragen van een visum ten behoeve van de reis naar de Verenigde Staten van dinsdag 9 juli 2024 tot en met maandag 15 juli 2024 van [kind 1] wordt vervangen door een verklaring van toestemming van de rechtbank;
te bepalen dat de moeder binnen veertien dagen na de in deze te wijzen beschikking het Nederlands paspoort van [kind 1] aan de vader dient af te geven onder verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag, dat de moeder in gebreken is om aan de afgifte uitvoering te geven dan wel aan de vader bewijs te tonen dat zij niet over het paspoort beschikt;
bij gebreke van het voldoen door de moeder aan de sub VI genoemde veroordeling de vader vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van een (nieuw) paspoort voor [kind 1] ;
– met naar de rechtbank begrijpt wijziging van de beschikking van deze rechtbank van 14 februari 2018 – te bepalen dat de vader met ingang van de datum van beschikking in de voorlopige voorzieningen procedure de kinderalimentatie voor [kind 1] op € 106,-- per maand en voor [kind 2] op € 20,-- per maand te bepalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, althans op zodanig bedrag en met zodanige datum van ingang als de rechtbank juist acht,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
In de procedure met kenmerk C/09/659641 FA RK 24-180 (bodem):
De vader heeft in de bodemprocedure verzocht (de rechtbank nummert door)
het gezamenlijk gezag te beëindigen, in die zin dat de vader thans primair verzoekt hem te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen en subsidiair hem te belasten met het eenhoofdig gezag over [kind 1] ;
– met naar de rechtbank begrijpt wijziging van de beschikking van deze rechtbank van 14 februari 2018 – primair de hoofdverblijfplaats van de kinderen met ingang van de in deze te wijzen beschikking bij de vader te bepalen en hem vervangende toestemming te verlenen (welke toestemming die van de moeder vervangt) om de kinderen op zijn adres in de basisregistratie personen in te schrijven dan wel subsidiair enkele de hoofdverblijfplaats van [kind 1] bij hem te bepalen en hem vervangende toestemming te verlenen (welke toestemming die van de moeder vervangt) om [kind 1] op zijn adres in de basisregistratie personen in te schrijven;
te bepalen dat de paspoorten van de kinderen in beheer bij de vader blijven en hij gehouden is deze aan de moeder te verstrekken indien en voor zover zij deze nodig heeft voor een verblijf met één of beide kinderen in het buitenland waarbij de moeder vervolgens gehouden is de paspoorten onmiddellijk aan de vader te retourneren zodra zij deze niet meer nodig heeft;
de verdeling van de vakanties, feest- en bijzondere dagen met ingang van de datum van de beschikking als volgt vast te stellen (de rechtbank begrijpt met wijziging van de beschikking van deze rechtbank van 14 februari 2018):
te bepalen dat indien een jaar 53 weken heeft, de daaropvolgende week zal worden gesplitst in twee delen, waarbij de kinderen van maandag tot donderdag 12:00 uur bij de ouder verblijven waar zij in week 53 conform de reguliere zorgregeling als laatst verblijven en van donderdag 12:00 uur tot de maandag daaropvolgend naar school bij de andere ouder verblijven;
– met wijziging van de beschikking van deze rechtbank van 14 februari 2018 – te bepalen dat de vader met ingang van 18 januari 2023, dan wel met ingang van 28 november 2023, dan wel met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift de kinderalimentatie – naar de rechtbank begrijpt – voor [kind 1] op € 20,-- per maand en voor [kind 2] op € 106,-- per maand te bepalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, althans op zodanig bedrag en met zodanige datum van ingang als de rechtbank juist acht;
de moeder te veroordelen tot terugbetaling aan de vader van de door haar krachtens de in deze procedure te wijzigen kinderalimentatie teveel ontvangen alimentatie, althans de vader vervangende toestemming te verlenen om met onmiddellijke ingang de teveel betaalde bedragen te verrekenen met toekomstige alimentatietermijnen totdat daarmee is verrekend een bedrag van € 2.314,58, dan wel een door de rechtbank vast te stellen bedrag;
indien en voor zover de moeder haar toestemming voor de inschrijving van [kind 2] op zwemschool [naam zwemschool] voor het behalen van zwemdiploma B c.q. het volgen van zwemlessen voor zwemdiploma B intrekt, de vader vervangende toestemming te verlenen (welke toestemming die van de moeder vervangt) om [kind 2] aan te melden voor zwemlessen diploma B bij zwemschool [naam zwemschool] ;
de kinderbijslag voor [kind 1] vanaf januari 2023, dan wel een andere door de rechtbank te bepalen datum, volledig ten gunste van de vader komt en de moeder te veroordelen tot terugbetaling van de door haar voor [kind 1] vanaf de hiervoor bedoelde datum ontvangen bedragen aan kinderbijslag, althans de vader toestemming te verlenen om met onmiddellijke ingang de teveel betaalde bedragen te verrekenen met toekomstige alimentatietermijnen totdat daarmee het volledige bedrag is verrekend;
indien en voor zover de hoofdverblijfplaats van [kind 2] bij de vader wordt bepaald, de kinderbijslag voor [kind 2] vanaf dat moment, dan wel een andere door de rechtbank te bepalen datum, volledig ten gunste van de vader komt en de moeder te veroordelen tot terugbetaling van de eventueel ten onrechte door haar ontvangen bedragen aan kinderbijslag voor [kind 2] , althans de vader toestemming te verlenen om met onmiddellijke ingang de teveel betaalde bedragen te verrekenen met toekomstige alimentatietermijnen totdat daarmee het volledige bedrag is verrekend;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vader heeft nadien nog verzocht om op grond van artikel 22 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de moeder te bevelen om nader gespecificeerde financiële gegevens over te leggen.
In beide zaken
De moeder heeft verweer gevoerd, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Zij verzoekt – onder referte voor het overige – het verzochte onder I tot en met VII, IX tot en met XIII, XVI tot en met XVIII af te wijzen, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De moeder heeft nog verzocht de door de vader bij zijn verzoekschrift overgelegde producties 25 subcc tot en met iii en productie 26, alsook de bij F9-formulier van 1 maart 2024 overgelegde productie 43 buiten beschouwing te laten. Dit omdat deze producties niet van een toelichting zijn voorzien. De rechtbank gaat hieraan voorbij, nu gelet op het verzoekschrift, het aanvullend verzoekschrift van de vader, en dat wat tijdens de zitting naar voren is gebracht, afdoende volgt wat de vader hiermee heeft willen onderbouwen. De moeder heeft daarbij, reeds in haar verweerschrift en op de zitting, de gelegenheid gekregen en gebruikt om hierop te reageren, zodat de goede procesorde niet in geding is.

Beoordeling

Voorgeschiedenis, verwijzing hulpverleningstraject Parallel Solo Ouderschap (pso) en herstart contact moeder en [kind 1]
Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken is (samengevat) het volgende gebleken. Ouders zijn al meerdere jaren verwikkeld in een strijd om met name de (uitvoering en uitbreiding van) de zorgregeling en daaraan verwante geschillen (vakanties/reizen). Zij hebben hier al meerdere procedures bij de rechtbank en het gerechtshof over gevoerd waaronder ook kort geding procedures. Sinds januari 2023 verblijft [kind 1] feitelijk bij vader en heeft er nauwelijks contact meer plaatsgevonden tussen moeder en [kind 1] . De door het gerechtshof in april 2023 vastgelegde zorgregeling is ten aanzien van hem daarom feitelijk nooit uitgevoerd. [kind 2] verblijft wel conform de door het gerechtshof vastgestelde regeling bij beide ouders (kort gezegd: een 2-2-5-5-regeling). Kort geschetst is er een patroon tussen ouders gebleken waarbij de vader veel en uitgebreid communiceert, waarop de moeder de neiging heeft om zich terug te trekken en nauwelijks meer te communiceren. Het is lastig voor ouders om op een normale wijze tot (goede) afspraken te komen en duidelijk is dat hun communicatie in het belang van de kinderen verbetering behoeft. De rechtbank acht het van groot belang dat ouders zich gaan inzetten om hun onderlinge problematiek en dynamiek te verbeteren en om te leren communiceren op een manier die niet schadelijk is voor de kinderen. Ook de raad heeft op de zitting het belang onderschreven dat ouders afspraken moeten gaan maken over de wijze waarop zij met elkaar gaan communiceren.
Op de zitting is daarom het traject Parallel Solo Ouderschap besproken (PSO). Positief is dat beide ouders op de zitting de bereidheid hebben uitgesproken om deel te nemen aan het traject ouderschapsbemiddeling/Parallel (Solo) Ouderschap. Iedere verbetering in hun onderlinge communicatie en dynamiek zal immers tot meer rust en minder belasting van [kind 1] en [kind 2] leiden. De rechtbank zal de ouders in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit traject, zoals blijkt uit het proces-verbaal van doorverwijzing dat aan deze beschikking is gehecht. Dit proces-verbaal is al per email verzonden naar Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan voornoemd traject en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal (een kennisgeving van) deze beschikking per post zenden aan het Kenniscentrum Kind en Scheiding.
Van belang bij het voorgaande is dat, hoewel de rechtbank in principe verwijst naar het traject ouderschapsbemiddeling/Parallel Solo Ouderschap en het aan de betrokken hulpverleningsinstantie is om te beslissen naar welk hulpverleningstraject ouders worden verwezen, het de wens van ouders is dat zij het traject PSO gaan volgen. De rechtbank is, net als de raadsvertegenwoordiger op de zitting, van oordeel dat dit voor deze ouders ook de meest passende vorm van hulpverlening is. In het proces-verbaal van doorverwijzing is dit daarom onder bijzonderheden al opgenomen. Daarnaast is van belang dat, voor zover dit al aan de orde zou zijn bij PSO, de betrokken hulpverleners niet (weer) gesprekken met de kinderen zullen voeren. Voor de moeder is dit een belangrijke voorwaarde om haar medewerking aan dit traject te verlenen. De kinderen hebben in het verleden al veel met wisselende hulpverleners en anderen gesproken. De rechtbank gaat ervan uit dat hier gehoor aan wordt gegeven. In het bijzonder nu de oplossing hier lijkt te ziten in het vinden van een wijze van communicatie tussen ouders waarbij de kinderen niet meer belast worden door de spanningen die ouders op dit moment ondervinden. Wanneer de kinderen in dit traject worden betrokken, belast hen dat ook opnieuw.
Omdat de rechtbank zich voldoende voorgelicht acht over de hierna te bespreken verzoeken en het in het belang van de kinderen acht dat er duidelijke afspraken komen, zal er een eindbeschikking worden gewezen. Daarom zal er, zoals gebruikelijk, geen zogenaamde lus naar de Raad voor de Kinderbescherming worden opgenomen. De rechtbank gaat ervan uit dat beide ouders zich zullen inzetten bij het hulpverleningstraject en er samen in slagen om in het belang van hun kinderen de negatieve spiraal om te keren.
Tot slot overweegt de rechtbank dat naast de verwijzing naar voornoemd hulpverleningstraject, ouders, na een schorsing van de mondelinge behandeling en met behulp van de raadsvertegenwoordiger, hebben afgesproken dat zij gaan werken aan contactherstel tussen de moeder en [kind 1] . Daarbij is afgesproken dat er de eerste vier zaterdagen na de mondelinge behandeling contact zal zijn tussen [kind 1] en de moeder op zaterdag van 10:00 uur tot 16:00 uur. Daarna zullen ouders er in overleg met hun advocaten naar toewerken dat de regeling zoals opgenomen in de beschikking van het gerechtshof van 5 april 2023 ook ten aanzien van [kind 1] zal worden uitgevoerd. De rechtbank gaat ervan uit dat ouders zich er in het belang van [kind 1] maximaal voor zullen inspannen dat het contact tussen [kind 1] en de moeder wordt hersteld.
In de procedure met kenmerk C/09/659645 FA RK 24-182 (vv/1:253a):
Verzoek I (voorlopige wijziging zomervakanties)
Op grond van het eerste lid van artikel 223 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Omdat de rechtbank in de bodemprocedure een beslissing neemt over hetzelfde onderwerp als in de voorlopige voorzieningenprocedure, zal de rechtbank het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ten aanzien van de zomervakantie afwijzen bij gebrek aan belang.
Verzoeken II tot en met V (vervangende toestemming zomervakantie, WK Tang Soo Do alsmede aanverwante verzoeken)
De moeder is het eens en heeft (kort) na de mondelinge behandeling de benodigde papieren ondertekend en kopieën van haar paspoort en die van [kind 1] afgegeven aan vader. Gelet hierop heeft de vader deze verzoeken na de zitting ingetrokken. De rechtbank hoeft hier daarom niet meer op te beslissen.
Verzoek VI (afgifte paspoort [kind 1] gedurende verblijf in de VS en dwangsom)
De rechtbank zal het verzoek van vader om binnen veertien dagen na vandaag het Nederlands paspoort van [kind 1] aan de vader dient af te geven toewijzen. Niet, althans onvoldoende, is gebleken dat de moeder dit paspoort vóór de reis van [kind 1] en vader in juli 2024 nodig heeft. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat de vader het paspoort van [kind 1] zo snel mogelijk na voornoemde reis teruggeeft aan de moeder. Omdat dit laatste niet is verzocht zal dit hieronder niet in het dictum worden opgenomen. De rechtbank gaat er echter van uit dat de vader dit in het belang van [kind 1] (en conform de geldende afspraken tussen ouders dat de moeder de paspoorten beheert) zal nakomen.
Het verzoek van de vader om een dwangsom van € 500,-- per dag, dat de moeder in gebreke is om aan de afgifte uitvoering te geven dan wel om aan de vader bewijs te tonen dat zij niet over het paspoort beschikt, zal de rechtbank afwijzen. De rechtbank gaat er vanuit dat moeder conform haar instemming met de reis en in het belang van [kind 1] hieraan zal meewerken.
De rechtbank beslist daarom als na te melden.
Verzoek VII (voorwaardelijk verzoek vervangende toestemming nieuw paspoort [kind 1] )
Dit verzoek zal bij gebrek aan belang worden afgewezen. Gebleken is dat [kind 1] een paspoort heeft. Bepaald wordt dat de moeder binnen twee weken na vandaag het paspoort van [kind 1] aan de vader moet afgeven, zodat de vader geen belang heeft bij het aanvragen van een (tweede) paspoort voor [kind 1] .
Verzoek VIII (voorlopige wijziging kinderalimentatie)
Op grond van het eerste lid van artikel 223 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Omdat de rechtbank in de bodemprocedure een beslissing neemt over hetzelfde onderwerp als in de voorlopige voorzieningenprocedure, zal de rechtbank het verzoek tot het wijzigen/treffen van een voorlopige kinderalimentatie afwijzen bij gebrek aan belang.
Proceskosten
Omdat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.
In de procedure met kenmerk C/09/659641 FA RK 24-180 (bodem):
Verzoek IX (beëindiging gezamenlijk gezag)
Het gezamenlijk gezag
kanop grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden beëindigd als er gewijzigde omstandigheden zijn sinds de aanvang van het gezamenlijk gezag of als bij de beslissing tot gezamenlijk gezag van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Als één van deze gevallen zich voordoet, zal vervolgens beoordeeld moeten worden of er reden is voor beëindiging van het gezamenlijk ouderlijk gezag. Daarbij moet de rechtbank de criteria genoemd in artikel 1:251a BW toepassen en de vraag beantwoorden of er een onaanvaardbaar risico is dat een kind klem of verloren dreigt te raken tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen, dan wel of wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Doet dit zich voor dan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over de minderjarige(n) toekomt.
Van belang hierbij is dat het gegeven dat de ouders niet (goed) met elkaar kunnen communiceren, niet automatisch leidt tot eenhoofdig gezag. Daarnaast volgt uit de uitspraak van de Hoge Raad van 27 maart 2020 (ECLI:NL:HR:2020:533) dat ook indien is voldaan aan het klemcriterium, de rechtbank de ruimte heeft om het gezamenlijk gezag toch in stand te laten.
Los van de vraag of sprake is van een wijziging van omstandigheden, ziet de rechtbank op dit moment onvoldoende grond om de moeder het gezag te ontnemen en de vader met het eenhoofdig gezag te belasten over beide kinderen dan wel alleen ten aanzien van [kind 1] .
Hoewel uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken naar voren komt dat de communicatie tussen de ouders zeer moeizaam verloopt en deze conflictueuze situtie voor de kinderen zeer belastend is, is de rechtbank van oordeel dat op dit moment niet wordt voldaan aan de criteria van artikel 1:251a BW.
Ten aanzien van [kind 2] ligt eenhoofdig gezag bij de vader niet in de rede, mede gelet op de uitgebreide zorgregeling. Ten aanzien van het subsidiaire verzoek van de vader hem alleen ten aanzien van [kind 1] met het eenhoofdig gezag te belasten is de rechtbank van oordeel dat dit niet in het belang van [kind 1] is. Toewijzing van het verzoek van de vader zal naar verwachting de verwijdering tussen [kind 1] en de moeder vergroten, terwijl er juist naar contactherstel en herleving van de zorgregeling tussen [kind 1] en de moeder zal worden toegewerkt. Daarbij acht de rechtbank het op dit moment niet in het belang van de kinderen om ten aanzien van het gezag een onderscheid te maken tussen [kind 1] en [kind 2] . Verder overweegt de rechtbank dat de ouders zich ter zitting bereid hebben verklaard om deel te nemen aan het hulpverleningstraject PSO waar zij onder meer gaan werken aan een wijze van communiceren die niet belastend is voor [kind 1] en [kind 2] . De ouders zullen moeten accepteren dat zij ieder op hun eigen wijze de kinderen opvoeden en er op vertrouwen dat de ander dit goed doet, zij zullen in het kader van dit traject afspraken kunnen maken over de minimale noodzakelijke communicatie tussen hen. Met steun van het traject PSO kunnen de ouders ook bespreken hoe zij (gezags)beslissingen in de toekomst gezamenlijk kunnen nemen en hoe zij onenigheid over deze beslissingen kunnen oplossen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de zaak aan te houden. Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank het verzoek van de vader om hem te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen dan wel alleen over [kind 1] zal afwijzen.
Verzoek X (wijzigingen hoofdverblijfplaats dan wel inschrijving in de basisregistratie personen)
De rechtbank kan op verzoek van de gezaghebbende ouders of van één van hen op grond van artikel 1:253a BW een beslissing nemen over bij welke ouder een kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Gelet op het vijfde lid van artikel 1:253a BW beproeft de rechtbank eerst een vergelijk tussen de ouders voordat zij een beslissing in het belang van het kind neemt.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de hoofdverblijfplaats van (één) van de kind(eren) te wijzigen. Anders dan de vader is de rechtbank van oordeel dat wijziging van de hoofdverblijfplaats in dit geval niet per definitie met zich brengt dat de strijd tussen ouders zal verminderen. Ook dan zullen ouders op een bepaald niveau met elkaar moeten communiceren gezien ook de gelijkwaardige zorgregeling die op dit moment geldt en waar ten aanzien van [kind 1] ook weer naar toe wordt gewerkt.
Daarnaast heeft de vader zijn stelling dat hij (ook) een financieel belang heeft bij vaststelling van de hoofdverblijfplaats dan wel inschrijving van één van de kinderen bij hem in de basisregistratiepersonen omdat hij alleen dan recht heeft op kindgebonden budget, gelet op de betwisting daarvan, onvoldoende onderbouwd.
De verzoeken zullen worden afgewezen.
Verzoek XI (paspoorten van de kinderen in beheer bij de vader)
De rechtbank ziet geen aanleiding voor toewijzing van dit verzoek, reeds omdat zij ervan uitgaat dat de moeder in de toekomst in het belang van de kinderen hun paspoort zal afgeven aan vader indien dit (bijvoorbeeld voor buitenlandse reizen) nodig is.
Verzoek XII en XIII (de verdeling van de vakanties, feest- en bijzondere dagen en bepaling jaar met 53 weken)
De rechtbank kan op verzoek van de gezaghebbende ouders of van één van hen op grond van artikel 1:253a BW samen met artikel 1:377e BW een beslissing over een zorgregeling of een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Gelet op het vijfde lid van artikel 1:253a BW beproeft de rechtbank eerst een vergelijk tussen de ouders voordat zij een beslissing in het belang van het kind neemt.
Ontvankelijkheid – wijziging van omstandigheden
Niet in geschil is dat er onenigheid bestaat over de uitleg van bepaalde onderdelen van de vakantie- en feestdagenregeling. Om die reden en omdat de rechtbank het in het belang van de kinderen acht dat er een duidelijke vakantie en feestdagen regeling ligt, zal de rechtbank de vader ontvangen in zijn verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat het verzoek niet ten aanzien van alle verzochte vakanties en feestdagen een wijziging ten opzichte van de op dit moment geldende regeling inhoudt.
Gebleken is dat ouders gebaat zijn bij duidelijke afspraken. Daarom zal de rechtbank in het belang van de kinderen de verzoeken van vader en voorstellen van moeder die zien op wijziging van de bestaande regeling toewijzen voor zover dit op een vereenvoudiging van de geldende regeling ziet. Om een volledig overzicht te geven zal de rechtbank in het dictum ook de niet gewijzigde vakanties en feestdagen opnemen.
Dit betekent het volgende.
De herfstvakantie en de voorjaarsvakantie/krokusvakantie blijven gelijk. Voor wat betreft de zomervakantieverdeling zijn ouders het eens, zodat dit kan worden toegewezen.
In geschil zijn de kerstvakantie inclusief kerstdagen, de meivakantie, Pinksteren, Moederdag en Vaderdag, verjaardagen ouders, verjaardagen van de kinderen (inclusief kinderfeestjes en vakanties), de verhouding vakanties en feestdagen tot de reguliere zorgregeling, studiedagen en jaren met 53 weken.
Voor wat betreft deze vakanties en feestdagen is de rechtbank van oordeel dat zij het voorstel van de moeder het meest duidelijk acht. Dit betekent dat de feestdagen, studiedagen, bijzondere dagen als Vaderdag en Moederdag, alle verjaardagen van ouders en de kinderen de gewone zorgregeling volgen, tenzij deze samenvallen met een vakantie. In dat geval wordt de vakantieregeling gevolgd. De rechtbank ziet geen aanleiding om aparte regelingen voor de feestdagen of voor het geval er een jaar met 53 weken is te bepalen. Dat zou naar het oordeel van de rechtbank alleen maar tot meer onduidelijkheid leiden. Bovendien geldt dat een mogelijke 53e week in de kerstvakantie zal vallen, waarmee die week binnen de vakantieregeling valt. De meivakantie zullen de kinderen in de even week bij vader zijn en in de oneven week bij de moeder.
Voor wat betreft het aanvangen van de vakanties zal de rechtbank het voorstel van de vader volgen, waarbij de rechtbank ook het voorstel van de vader overneemt voor een week-op-week-af-regeling voor het geval de reguliere zorgregeling in de toekomst in die zin wijzigt.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank beslissen als na te melden.
Verzoek XIV en XV (wijziging kinderalimentatie en veroordeling tot terugbetaling kinderalimentatie)
De moeder heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Om haar moverende redenen voert zij geen verweer. Gelet hierop zal de rechtbank het primair verzochte als niet weersproken toewijzen. Daarmee heeft de vader geen belang meer bij zijn verzoek op grond van artikel 22 Rv zodat dat wordt afgewezen.
Verzoek XVI (voorwaardelijk verzoek vervangende toestemming zwemles)
Gebleken is dat [kind 2] op zwemles zit en lessen volgt op de woensdagen als zij bij de vader is. Gelet hierop en omdat overigens ook niet is gebleken dat de moeder haar toestemming voor zwemles in zal trekken, is er geen belang bij het verzoek. Het verzochte zal daarom worden afgewezen.
Verzoek XVII en XVIII (kinderbijslag [kind 1] respectievelijk [kind 2] en verrekening daarvan)
De rechtbank stelt voorop dat omdat de hoofdverblijfplaats van [kind 2] niet bij de vader wordt bepaald de rechtbank niet toekomt aan een beoordeling van het onder XVIII verzochte.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat niet, althans onvoldoende, weersproken door de moeder is gesteld dat de kinderbijslag ten behoeve van [kind 1] en [kind 2] al aan beide ouders voor de helft wordt uitgekeerd. Dit naar aanleiding van een verzoek van de vader aan de Sociale Verzekeringsbank, die aan dit verzoek gehoor heeft gegeven. De rechtbank zal het verzoek van de vader als genoemd onder XVII daarom afwijzen.
Proceskosten
Omdat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

inzake C/09/659645 en FA RK 24-182
De rechtbank bepaalt dat de moeder binnen veertien dagen na vandaag het Nederlands paspoort van [kind 1] , geboren op [geboortedag 1] 2013 in [geboorteplaats 1] , aan de vader dient af te geven;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
inzake C/09/659641 en FA RK 24-180 (bodem)
De rechtbank:
*
stelt vast dat partijen, te weten:
[de vader] ,
wonende te [adres] , [postcode 1] [woonplaats 1] , gemeente [gemeente] ,
en
[de moeder] ,
wonende te [postcode 2] ’ [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar (De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling / Parallel (solo) ouderschap, en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van (de kennisgeving van) deze beschikking te zenden naar:
Kenniscentrum Kind en Scheiding, Albertus de Oudelaan 1, 2273 CW Voorburg;
en met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van 14 februari 2018 voor zover dit de kinderalimentatie en de verdeling van de vakanties en feestdagen betreft:
*
stelt de navolgende verdeling van de vakanties, feest- en bijzondere dagen vast:
  • herfstvakantie: in de even jaren zijn de kinderen bij de vader, in de oneven jaren zijn de kinderen bij de moeder;
  • kerstvakantie: in de even jaren zijn de kinderen de eerste week bij de vader (inclusief alle in die week vallende kerstdagen), en de tweede week bij de moeder (inclusief Oudejaarsdag en Nieuwjaarsdag). In de oneven jaren zijn de kinderen de eerste week bij de moeder (inclusief alle in die week vallende kerstdagen) en de tweede week bij de vader (inclusief Oudejaarsdag en Nieuwjaarsdag);
  • voorjaars/krokusvakantie: in de even jaren zijn de kinderen bij de vader, in de oneven jaren zijn de kinderen bij de moeder;
  • meivakantie: de kinderen verblijven in de even week bij de vader en in de oneven week bij de moeder;
  • zomervakantie: de zes weken worden verdeeld in ieder drie weken de zorg voor de kinderen. Indien de zomervakantie aanvangt in een even week (de eerste maandag van de vakantie) zijn de kinderen de eerste drie weken bij de vader en de tweede drie weken bij de moeder. Indien de vakantie aanvangt in een oneven week zijn de kinderen de eerste drie weken bij de moeder en de tweede drie weken van de vakantie bij de vader;
  • Pasen, Pinksteren, Koningsdag, Bevrijdingsdag en Hemelvaart, Moederdag, Vaderdag, verjaardagen ouders, verjaardagen kinderen, studiedagen dan wel andere bijzondere (feest)dagen: conform de reguliere zorgregeling dan wel volgens de vakantieregeling indien een van deze dagen in een vakantie vallen;
  • de vakanties vangen aan op maandag 10.00 uur en eindigen op de eerste schooldag na deze vakantie om 08:30 uur (naar school) of bij tweewekelijkse vakanties op maandag 10.00 uur waarbij geldt dat:
o de reguliere zorgregeling bij een week op week af regeling wordt hervat bij de ouder waar de kinderen tijdens de betreffende vakantie c.q. laatste week van de betreffende vakantie
nietverblijven;
o de reguliere zorgregeling bij een 2-2-5-5 schema voorafgaand aan een vakantie ‘stopt’ en deze na de vakantie weer wordt hervat waar deze was gebleven;
*
bepaalt de door de vader met ingang van 18 januari 2023 te betalen kinderalimentatie voor [kind 1] , geboren op [geboortedag 1] 2013 in [geboorteplaats 1] , op € 20,-- per maand en voor [kind 2] , geboren op [geboortedag 2] 2016 in [geboorteplaats 2] , op € 106,-- per maand te bepalen, vanaf vandaag telkens bij vooruitbetaling aan de moeder te voldoen;
*
bepaalt dat de moeder gehouden is tot terugbetaling aan de vader van de door haar krachtens de in deze procedure te wijzigen kinderalimentatie teveel ontvangen alimentatie, althans verleent de vader toestemming om met onmiddellijke ingang de teveel betaalde bedragen te verrekenen met toekomstige alimentatietermijnen totdat daarmee is verrekend een bedrag van € 2.314,58;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Brakel, A.M.M. Vingerling en E.E. Kraan, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. J.H. van Berkel als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 29 april 2024.