In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor het gebruik van de eerste etage van een pand in Gouda voor horeca. Eiseres, een V.O.F., had in 2018 een omgevingsvergunning aangevraagd om de eerste etage van haar pand aan de [adres 1] te Gouda voor horecadoeleinden te gebruiken, terwijl zij zelf op de tweede verdieping wilde wonen. De gemeente, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en wethouders van Gouda, heeft de vergunning in eerste instantie geweigerd op basis van strijd met het bestemmingsplan. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de gemeente handhaafde haar standpunt in een bestreden besluit van 3 mei 2021. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak op 31 maart 2023 behandeld, maar de zitting werd geschorst om partijen de kans te geven tot een oplossing te komen. Dit leidde niet tot een akkoord, waarna de behandeling op 18 maart 2024 werd voortgezet. De rechtbank oordeelde dat de weigering van de omgevingsvergunning terecht was, omdat de aanvraag in strijd was met het bestemmingsplan, dat wonen op de verdiepingen als uitgangspunt heeft. De rechtbank overwoog dat de gemeente beleidsruimte heeft om af te wijken van het bestemmingsplan, maar dat in dit geval de belangen van de leefbaarheid en de woonfunctie in de binnenstad zwaarder wogen.
Eiseres voerde aan dat er sprake was van willekeur en dat vergelijkbare gevallen in de omgeving wel vergunningen hadden gekregen. De rechtbank oordeelde echter dat de door eiseres aangevoerde gevallen niet vergelijkbaar waren met haar situatie, onder andere vanwege de verschillende horecacategorieën en de bestaande functies van de panden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en kende eiseres een schadevergoeding toe wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.