ECLI:NL:RBDHA:2024:6315
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor verblijf bij partner zonder machtiging tot voorlopig verblijf
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor verblijf bij haar echtgenoot. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen op 29 maart 2023, en het bezwaar van eiseres is bij besluit van 21 december 2023 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris, aanwezig waren. De echtgenoot van eiseres was ook aanwezig.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft afgewezen, omdat eiseres geen machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft en niet in aanmerking komt voor vrijstelling van dit vereiste. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris het belang van de Nederlandse staat bij handhaving van de regels zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang van eiseres om in Nederland gezinsleven te voeren. Eiseres heeft niet aangetoond dat er bijzondere persoonlijke omstandigheden zijn die haar vrijstelling van het mvv-vereiste rechtvaardigen.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de uitzetting van eiseres niet in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Eiseres heeft niet onderbouwd dat er objectieve belemmeringen zijn voor het uitoefenen van gezinsleven in Suriname. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt.