ECLI:NL:RBDHA:2024:6315

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
23/14926
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor verblijf bij partner zonder machtiging tot voorlopig verblijf

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor verblijf bij haar echtgenoot. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen op 29 maart 2023, en het bezwaar van eiseres is bij besluit van 21 december 2023 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris, aanwezig waren. De echtgenoot van eiseres was ook aanwezig.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft afgewezen, omdat eiseres geen machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft en niet in aanmerking komt voor vrijstelling van dit vereiste. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris het belang van de Nederlandse staat bij handhaving van de regels zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang van eiseres om in Nederland gezinsleven te voeren. Eiseres heeft niet aangetoond dat er bijzondere persoonlijke omstandigheden zijn die haar vrijstelling van het mvv-vereiste rechtvaardigen.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de uitzetting van eiseres niet in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Eiseres heeft niet onderbouwd dat er objectieve belemmeringen zijn voor het uitoefenen van gezinsleven in Suriname. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/14926

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2024 in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. N.B. Swart),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf bij haar echtgenoot.
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 29 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 december 2023 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris. De echtgenoot van eiseres is ook verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris terecht en op goede gronden de aanvraag van eiseres heeft afgewezen, omdat zij geen machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft en zij niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris het bestreden besluit terecht en op goede gronden genomen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
4. De staatssecretaris heeft na bezwaar de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd, omdat eiseres niet kan worden vrijgesteld van het mvv-vereiste omdat haar uitzetting niet in strijd is met het recht op gezins- en familieleven als bedoeld in artikel 8 EVRM. Ook is het besluit volgens de staatssecretaris niet onredelijk hard. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Beroepsgronden
5. Eiseres stelt dat de staatssecretaris haar ten onrechte niet heeft vrijgesteld van het mvv-vereiste. De staatssecretaris heeft geen juiste belangenafweging op grond van artikel 8 EVRM verricht. Ook is er sprake van bijzondere, persoonlijke omstandigheden die in het geval van eiseres tot vrijstelling nopen, nu zij behalve aan het mvv-vereiste verder aan alle voorwaarden voor vergunningverlening voor verblijf bij haar echtgenoot voldoet.

Heeft de staatssecretaris eiseres op grond van artikel 8 EVRM vrijstelling van het mvv-vereiste moeten verlenen?

6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat uitzetting van eiseres niet in strijd is met het recht op familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat de staatssecretaris een onjuiste belangenafweging heeft gemaakt. De staatssecretaris heeft het belang van de Nederlandse staat bij handhaving van de regels en bij het economische belang van de Nederlandse staat zwaarder mogen laten wegen dan het belang van eiseres om in Nederland het gezins- en familieleven uit te oefenen.
6.1.
De staatssecretaris heeft er daarbij op mogen wijzen dat eiseres op een visum voor kort verblijf naar Nederland is gekomen, toen is getrouwd met referent en er zo voor heeft gekozen het gezinsleven te gaan uitoefenen zonder dat zij over een geldige verblijfsvergunning daarvoor beschikte. De staatssecretaris mag een zwaar gewicht toekennen aan het belang van het handhaven van de regels, zoals het indienen van de aanvraag voor een mvv in het land van herkomst, zonder voor voldongen feiten te worden geplaatst als het verblijf van eiseres in Nederland. Hoewel het voorstelbaar is dat eiseres in Nederland wil blijven bij haar partner en bij haar ouders, van haar mag worden verwacht dat zij in Suriname een mvv aanvraagt voor het door haar gewenste verblijfsdoel en dat zij de mvv-procedure in Suriname afwacht.
6.2.
Wat betreft het economisch belang van de Nederlandse staat, heeft de staatssecretaris erop mogen wijzen dat aan een intentie van eiseres om te gaan werken in Nederland in de belangenafweging geen voordeel kan worden toegekend. Verder mag de staatssecretaris overwegen dat er naast de bescherming van de Nederlandse arbeidsmarkt en het middelenvereiste meer economische belangen zijn die voor de Nederlandse overheid een rol spelen (bijvoorbeeld door de Nederlandse overheid betaalde voorzieningen). De staatssecretaris heeft daarbij geen doorslaggevend gewicht hoeven toekennen aan het door eiseres gestelde kostenbesparende effect van haar aanwezigheid in Nederland, nu door haar zorgverlening aan haar partner en aan haar ouders professionele (thuis)zorg wordt uitgespaard. De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet heeft onderbouwd dat zij zorg verleent, welke zorg zij verleent en ook niet dat die zorg alleen door haar kan worden gegeven. Verder heeft de staatssecretaris zich op het standpunt mogen stellen dat de vraag of haar ouders een beroep op (thuis)zorg zullen gaan doen als eiseres terugkeert naar Suriname niet van een dusdanig economisch belang is dat dit de uitkomst van de belangenafweging verandert.
6.3.
Dat eiseres niet (met medische stukken) aannemelijk heeft gemaakt dat er voor haar en referent een objectieve belemmering bestaat om het gezinsleven in Suriname uit te oefenen heeft de staatssecretaris eveneens mogen meewegen. Daarbij is van belang dat de staatssecretaris niet van referent verlangt dat hij terugkeert naar Suriname. Het is de keuze van eiseres en referent om voor de duur van de mvv-procedure de relatie op afstand voort te zetten of dat referent voor die periode met eiseres meegaat naar Suriname, nu niet is gebleken dat dit niet mogelijk is.
6.4.
Ten slotte heeft de staatssecretaris, voor zover eiseres heeft gesteld dat zij bij terugkeer naar Suriname vreest voor haar ex-man, zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet heeft onderbouwd waarom zij bij terugkeer in Suriname niet weer naar de politie zou kunnen gaan voor bescherming of waarom zij zich zo nodig niet zou kunnen wenden tot andere autoriteiten in Suriname. Haar stelling dat de situatie in Suriname instabiel is heeft de staatssecretaris onvoldoende mogen achten om tot een ander standpunt te komen.
Heeft de staatssecretaris ten onrechte geen bijzondere persoonlijke feiten en omstandigheden aangenomen voor vrijstelling van het mvv-vereiste?
7. Eiseres heeft erop gewezen dat referent op leeftijd is en dat zijn gezondheid broos is, dat zij voor haar ouders zorgt en dat zij bang is voor haar ex-man. Zij stelt dat zij op basis van deze bijzondere feiten en omstandigheden vrijgesteld zou moeten worden van het mvv-vereiste.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich op het standpunt mogen stellen dat hiermee geen sprake is van bijzondere, persoonlijke feiten en omstandigheden die maken dat het onevenredig bezwarend is als de staatssecretaris vasthoudt aan het mvv-vereiste, ook als eiseres op het mvv-vereiste na aan alle verblijfsvoorwaarden voldoet. [1]
7.2.
De staatssecretaris heeft er terecht op gewezen, zoals ook volgt uit overweging 6.2, 6.3 en 6.4, dat eiseres niet heeft onderbouwd dat de gestelde feiten en omstandigheden haar terugkeer naar Suriname belemmeren. Zo heeft zij niet (met medische stukken) onderbouwd dat zij zorg aan haar partner en aan haar ouders verleent en ook niet dat door haar verrichte zorg niet door professionele (thuis)zorg kan worden verricht. Verder heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij in Suriname geen bescherming kan krijgen tegen haar ex-man. Voor zover eiseres heeft gesteld dat de staatssecretaris de omstandigheden onvoldoende in samenhang heeft beoordeeld en daarbij onvoldoende oog heeft gehad voor het economische belang van de Nederlandse staat bij de aanwezigheid van eiseres in Nederland, overweegt de rechtbank dat deze stelling er niet aan af doet dat eiseres de door haar geschetste omstandigheden niet heeft onderbouwd. Ook door deze omstandigheden in samenhang te bekijken heeft de staatssecretaris daarom niet tot de conclusie hoeven komen dat er sprake is van bijzondere, persoonlijke omstandigheden op grond waarvan hij niet kan vasthouden aan het mvv-vereiste als aan alle overige voorwaarden voor vergunningverlening wordt voldaan.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1001