Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 22 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep van een eiser tegen een informatiebrief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De brief, gedateerd 29 januari 2024, informeert de eiser dat zijn tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, per 4 maart 2024 eindigt. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de brief geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is, omdat het enkel om een informatieve mededeling gaat zonder juridische gevolgen.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, dat toestaat om zonder zitting te beslissen als er sprake is van een kennelijke uitkomst. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van 16 april 2024, waarin is vastgesteld dat een dergelijke informatiebrief niet als een besluit kan worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat er geen juridisch gevolg wordt beoogd door de brief. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier J. de Winter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.