ECLI:NL:RBDHA:2024:6301

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
NL24.14988
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelanders Oekraïne

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 22 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep van een eiser tegen een informatiebrief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De brief, gedateerd 29 januari 2024, informeert de eiser dat zijn tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, per 4 maart 2024 eindigt. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de brief geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is, omdat het enkel om een informatieve mededeling gaat zonder juridische gevolgen.

De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, dat toestaat om zonder zitting te beslissen als er sprake is van een kennelijke uitkomst. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van 16 april 2024, waarin is vastgesteld dat een dergelijke informatiebrief niet als een besluit kan worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat er geen juridisch gevolg wordt beoogd door de brief. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier J. de Winter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.14988

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. R.W.J.L. Loonen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

In de brief van 29 januari 2024 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG eindigt.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. [1]

Beoordeling door de rechtbank

1. Er kan op een beroep worden beslist zonder een zitting te houden als sprake is van een kennelijke uitkomst. Dit staat in artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. Deze situatie doet zich hier voor gelet op het volgende.
2. In de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 16 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:5415, is onder meer geoordeeld dat een brief zoals die waartegen dit beroep is gericht niet is aan te merken als een besluit. Het gaat namelijk om een brief die alleen maar informatie geeft over de gevolgen van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:32. In die uitspraak is geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van zogenoemde derdelanders Oekraïne van rechtswege, dat wil zeggen: automatisch, op 4 maart 2024 eindigt. De brief roept dus geen nieuwe juridische gevolgen in het leven.
3. In artikel 1:3, eerste lid, van de Awb staat dat een besluit onder meer inhoudt dat er een juridisch gevolg wordt beoogd. In artikel 8:1 van de Awb staat dat alleen tegen besluiten beroep kan worden ingesteld.
4. Gelet hierop is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

De uitspraak is bekendgemaakt op:

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.