ECLI:NL:RBDHA:2024:6298

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
23_1434
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het besluit van de politiechef inzake vernietiging van politiegegevens

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de politiechef van eenheid Den Haag beoordeeld. Eiser had een verzoek ingediend tot vernietiging en rectificatie van politiegegevens die over hem zouden zijn verwerkt. Het besluit van de politiechef, gedateerd 10 januari 2023, wees dit verzoek gedeeltelijk toe, maar weigerde de vernietiging van de gegevens. Eiser stelde dat hij belanghebbende was bij het verzoek van de indiener, omdat de politiegegevens over hem gingen. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 18 december 2023 en opnieuw op 4 april 2024, waarbij eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Tijdens de eerste zitting heeft eiser de rechter gewraakt, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank concludeert dat eiser geen belanghebbende is bij het besluit, omdat de gegevens niet over hem, maar over de indiener gaan. De rechtbank wijst erop dat eiser een verzoek tot correctie of vernietiging van zijn eigen gegevens kan indienen. Uiteindelijk wordt het beroep ongegrond verklaard, en krijgt eiser geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1434

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de politiechef eenheid Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. J.W.M.P. Dijkers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder op een verzoek tot vernietiging/rectificatie van politiegegevens.
1.1.
Verweerder heeft met het besluit van 10 januari 2023 op dit verzoek beslist. Eiser heeft beroep ingediend.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Verder heeft verweerder stukken aan de rechtbank gezonden met een verzoek om beperkte kennisneming. [1] Eiser heeft de rechtbank toestemming verleend de stukken bij de beoordeling van het beroep te betrekken. [2]
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 18 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.
Tijdens de zitting heeft eiser de rechter gewraakt. Bij beslissing van 3 januari 2024 is het wrakingsverzoek afgewezen. [3] Hierna is de procedure voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van het wrakingsverzoek.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2024 opnieuw op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. [naam] (hierna: indiener) heeft een verzoek bij verweerder gedaan tot vernietiging/rectificatie van de politiegegevens die over hem worden verwerkt. Dit omdat er in de stukken de onjuiste mededeling staat dat hij een melding heeft gedaan over eiser. Verweerder is gedeeltelijk tegemoetgekomen aan dit verzoek. Hij heeft de over de indiener verwerkte politiegegevens gerectificeerd maar gaat niet over tot vernietiging van de gegevens. [4]
Wat vindt eiser in beroep?
3. Volgens eiser is hij belanghebbende bij het verzoek van indiener omdat de betreffende politiegegevens over hem gaan. Verweerder had hem dan ook moeten informeren over dit verzoek zodat hij een zienswijze kom indienen. Eiser is het nadrukkelijk niet eens met de inhoud van de processen-verbaal. Zo staat er bijvoorbeeld “
[eiser] verschijnt nu bij diverse raadsvergaderingen waar hij een onplezierig gevoel bij de aanwezige wethouders geeft. Het betreft hier [eiser] uit [plaats]”. Eiser is nog nooit bij een raadvergadering geweest. Hij is dan ook van mening dat verweerder de gegevens moet verwijderen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. In artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Iemand moet dan een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang hebben dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit.
4.1.
De rechtbank volgt verweerder in zijn oordeel dat eiser geen belanghebbende is bij het besluit. De politiegegevens bevatten een melding die gedaan zou zijn door de indiener. Het gaat hier dan ook om politiegegevens over de indiener die door verweerder zijn verwerkt, niet over gegevens van eiser. Omdat deze niet kunnen worden aangemerkt als op hem betreffende politiegegevens, vallen deze gegevens niet onder het bereik van artikel 28 van de Wpg en is eiser geen belanghebbende bij het besluit op het verzoek van de indiener. Dat de gegevens zijn verwerkt in een mutatie die eiser betreft, maakt dit niet anders. [5]
4.2
Ten overvloede wijst de rechtbank erop dat eiser een verzoek tot correctie of vernietiging van op hemzelf betrekking hebbende gegevens zou kunnen indienen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
4.Artikel 28, eerste en tweede lid, van de Wet politiegegevens (Wpg).
5.Vergelijk Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 4 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:265.