ECLI:NL:RBDHA:2024:6297

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
23_1433
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het besluit op een verzoek tot vernietiging/rectificatie van politiegegevens

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder op een verzoek tot vernietiging/rectificatie van politiegegevens. Eiser, wonende in [woonplaats], stelt dat hij belanghebbende is bij het verzoek van de indiener, omdat de betreffende politiegegevens over hem gaan. Verweerder, de politiechef eenheid Den Haag, heeft op 10 januari 2023 besloten op het verzoek van de indiener, waarbij gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan het verzoek, maar niet tot vernietiging van de gegevens is overgegaan.

De rechtbank heeft het beroep op 18 december 2023 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Tijdens deze zitting heeft eiser de rechter gewraakt, maar dit verzoek is op 3 januari 2024 afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2024 opnieuw behandeld. Eiser is van mening dat verweerder hem had moeten informeren over het verzoek van de indiener, maar de rechtbank volgt verweerder in zijn oordeel dat eiser geen belanghebbende is bij het besluit. De politiegegevens bevatten een melding die gedaan zou zijn door de indiener en zijn niet op eiser betrekking hebbend.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster en is openbaar uitgesproken op 2 mei 2024. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1433

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

de politiechef eenheid Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. J.W.M.P. Dijkers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder op een verzoek tot vernietiging/rectificatie van politiegegevens.
1.1.
Verweerder heeft met het besluit van 10 januari 2023 op dit verzoek beslist. Eiser heeft beroep ingediend.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Verder heeft verweerder stukken aan de rechtbank gezonden met een verzoek om beperkte kennisneming. [1] Eiser heeft de rechtbank toestemming verleend de stukken bij de beoordeling van het beroep te betrekken. [2]
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 18 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.
Tijdens de zitting heeft eiser de rechter gewraakt. Bij beslissing van 3 januari 2024 is het wrakingsverzoek afgewezen. [3] Hierna is de procedure voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van het wrakingsverzoek.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2024 opnieuw op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. [naam] (hierna: indiener) heeft een verzoek bij verweerder gedaan tot vernietiging/rectificatie van de politiegegevens die over hem worden verwerkt. Dit omdat er in de stukken de onjuiste mededeling staat dat hij een melding heeft gedaan over eiser. Verweerder is gedeeltelijk tegemoetgekomen aan dit verzoek. Hij heeft de over de indiener verwerkte politiegegevens gerectificeerd maar gaat niet over tot vernietiging van de gegevens. [4]
Wat vindt eiser in beroep?
3. Volgens eiser is hij belanghebbende bij het verzoek van indiener omdat de betreffende politiegegevens over hem gaan. Verweerder had hem dan ook moeten informeren over dit verzoek. Eiser is het nadrukkelijk niet eens met de inhoud van de processen-verbaal. Zo staat er bijvoorbeeld “
[eiser] verschijnt nu bij diverse raadsvergaderingen waar hij een onplezierig gevoel bij de aanwezige wethouders geeft. Het betreft hier dhr. [eiser] uit [woonplaats]”. Eiser is nog nooit bij een raadvergadering geweest. Hij is dan ook van mening dat verweerder alle gegevens moet verwijderen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. In artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Iemand moet dan een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang hebben dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit.
4.1.
De rechtbank volgt verweerder in zijn oordeel dat eiser geen belanghebbende is bij het besluit. De politiegegevens bevatten een melding die gedaan zou zijn door de indiener. Het gaat hier dan ook om politiegegevens over de indiener die door verweerder zijn verwerkt, niet over gegevens van eiser. Omdat deze niet kunnen worden aangemerkt als op hem betreffende politiegegevens, vallen deze gegevens niet onder het bereik van artikel 28 van de Wpg en is eiser geen belanghebbende bij het besluit op het verzoek van de indiener. Dat de gegevens zijn verwerkt in een mutatie die eiser betreft, maakt dit niet anders. [5]
4.2
Ten overvloede wijst de rechtbank erop dat eiser een verzoek tot correctie of vernietiging van op hemzelf betrekking hebbende gegevens zou kunnen indienen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
4.Artikel 28, eerste en tweede lid, van de Wet politiegegevens (Wpg).
5.Vergelijk Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 4 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:265.