ECLI:NL:RBDHA:2024:6289
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiser op 7 november 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiser op 27 september 2023. Eiser heeft vervolgens op 19 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de wettelijke beslistermijn van 90 dagen heeft overschreden en dat eiser rechtsgeldig in gebreke is gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, en heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiser.
De rechtbank heeft ook een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag waarop de staatssecretaris had moeten beslissen. Eiser heeft ook proceskosten vergoed gekregen, die zijn vastgesteld op € 437,50. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling van het griffierecht voorlopig toegewezen, omdat eiser heeft aangetoond dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling.