ECLI:NL:RBDHA:2024:6242

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
23/75
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een Woo-verzoek tot openbaarmaking van documenten door de gemeente Den Haag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de besluitvorming van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag behandeld. Eiseres had op 7 januari 2022 een verzoek ingediend om openbaarmaking van documenten met betrekking tot illegale bouw en omgevingsvergunningen in de periode van 1 januari 2017 tot en met 7 januari 2022. Verweerder heeft in verschillende fasen documenten openbaar gemaakt, maar eiseres stelt dat er nog steeds stukken ontbreken. De rechtbank oordeelt dat de documenten die zijn openbaar gemaakt, voldoen aan de eisen van de Wet open overheid (Woo), die op 1 mei 2022 in werking is getreden. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende zorgvuldig heeft gehandeld en dat het beroep van eiseres ongegrond is. De rechtbank wijst erop dat het enkele feit dat eiseres de informatie vraagt vanwege haar persoonlijke belang, niet betekent dat het verzoek niet onder de Woo valt. De rechtbank bevestigt dat verweerder niet in gebreke is gesteld en dat de besluitvorming niet onzorgvuldig is geweest. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/75

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. T.M.T. Konings).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de besluitvorming op haar verzoek om openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob).
1.1.
Verweerder heeft met het besluit van 22 april 2022 (het primaire besluit) documenten openbaar gemaakt. In het bestreden besluit van 24 november 2022 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en extra documenten openbaar gemaakt.
1.2.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft kort voor de zitting van 7 november 2023 nadere gronden ingediend. De rechtbank heeft de zaak op die zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen alsnog op de nadere gronden te reageren. Verweerder heeft vervolgens nog een aanvullend verweerschrift en nadere stukken overgelegd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep vervolgens inhoudelijk op 12 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft op 7 januari 2022 verweerder verzocht om openbaarmaking van ‘het volledige dossier van DSO betreffende [adres] ’ in de periode van 1 januari 2017 tot en met 7 januari 2022. Het verzoek is als volgt geconcretiseerd:
- alle meldingen (illegale) bouw;
- alle aanvragen omgevingsvergunning, en sloopmeldingen. Met name welke zijn ingetrokken;
- alle aanvragen en meldingen plaatsing (puin)containers van de afgelopen vier jaar;
- volledig dossier betreffende bouwkundige controles door toezicht en handhaving, met daarin alle data en verslagen, foto’s en gemaakte afspraken;
- volledige en complete post- en mailwisselingen betreffende dit adres.
3. Verweerder heeft bij het primaire besluit documenten openbaar gemaakt. Verweerder heeft daarbij persoonsgegevens onleesbaar gemaakt [1] en een aantal documenten geweigerd in verband met auteursrechten van anderen. Naar aanleiding van het bezwaarschrift van eiseres heeft verweerder een nadere zoekslag gemaakt en in de bezwaarfase nog eens 109 documenten, onder dezelfde beperkingen [2] , openbaar gemaakt. Naar aanleiding van de aanvullende beroepsgronden van eiseres heeft verweerder nog een zoekslag gemaakt en zijn nog eens 23 documenten overgelegd.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres betoogt dat de openbaar gemaakte stukken niet compleet zijn. Zij wijst daarbij onder meer op stukken van door haarzelf en door haar buren gemaakte meldingen over illegale bouw en de door haar aan verweerder gestuurde foto’s van de bouwactiviteiten. Ook beslissingen tot het opschorten van termijnen van vergunningen zijn niet gepubliceerd en het dossier B.2.22.2637, over haar bezwaar tegen een verleende omgevingsvergunning, is volledig door verweerder buiten beschouwing gehouden. Ook is het digitale dossier in ‘Haagse Zaken’ onvolledig. Eiseres betoogt verder dat haar verzoek ruim buiten de daarvoor gestelde termijn is afgedaan. Ook acht zij de besluitvormingsprocedure onzorgvuldig. Zo is zij onder meer niet actief geïnformeerd over de tweede zoekslag. Doordat eiseres de stukken pas laat heeft ontvangen, heeft zij niet tijdig bezwaar kunnen maken tegen een omgevingsvergunning Hierdoor is dit bezwaar kennelijk nietontvankelijk is verklaard. Eiseres is dan ook herhaaldelijk bewust door DSO benadeeld.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (Woo) in werking getreden. Artikel 10.1 van de Woo bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Dat betekent dat de Woo onmiddellijke werking heeft. De Woo is dus van toepassing als met ingang van 1 mei 2022 wordt beslist op Wob-verzoeken. Gelet op de datum van het bestreden besluit van 24 november 2022 oordeelt de rechtbank in deze zaak met toepassing van de Woo.
6. Verweerder heeft zich in reactie op de aanvullende gronden van eiseres primair op het standpunt gesteld dat het verzoek van eiseres niet valt onder de Woo omdat het eiseres niet is te doen om de stukken openbaar te maken, maar om te gebruiken in de in overweging 4. genoemde bezwaarprocedure. De rechtbank volgt verweerder niet in dit standpunt. De rechtbank verwijst daartoe naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 20 mei 2020 [3] waarin de Afdeling de kwalificatie van een informatieverzoek als Wob-verzoek heeft gepreciseerd. De Afdeling heeft overwogen dat de hoofdregel is dat wanneer iemand met een beroep op de Wob een verzoek om informatie vervat in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid tot een bestuursorgaan richt, zo’n verzoek een Wob-verzoek is. Het enkele feit dat de verzoeker de informatie vraagt vanwege zijn persoonlijk belang bij kennisneming van de informatie en/of met het oog op het gebruik van de informatie in een procedure tegen het bestuursorgaan of derden, betekent niet dat geen sprake is van een Wob-verzoek. Nu verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat zich een uitzondering voordoet op deze hoofdregel volgt de rechtbank verweerder niet in zijn primaire standpunt. Bovendien heeft verweerder zelf ook het verzoek opgevat als Wob-verzoek nu hij naar aanleiding van het verzoek meerdere documenten openbaar heeft gemaakt.
Is het verzoek op juiste wijze behandeld?
7. Voor zover eiseres betoogt dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat hij te laat heeft beslist op haar verzoek, haar niet actief heeft geïnformeerd over een tweede zoekslag en dat er bij nieuwe zoekslagen steeds weer nieuwe documenten beschikbaar zijn gekomen, overweegt de rechtbank als volgt. Hoewel de rechtbank het met eiseres eens is dat verweerder in de bezwaarfase te laat op het verzoek van eiseres heeft beslist stelt de rechtbank vast dat eiseres verweerder niet in gebreke heeft gesteld. Een beroep op niet tijdig beslissen kan dan ook niet slagen. Voorts kan het feit dat verweerder eiseres niet actief heeft geïnformeerd over een tweede zoekslag niet leiden tot het oordeel dat de besluitvorming onzorgvuldig is geweest. Verweerder is immers niet verplicht eiseres hierover te informeren. Dat verweerder hierin beter had kunnen communiceren – zoals ook door verweerder ter zitting is erkend – maakt echter niet dat het besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. Ook het feit dat er bij opvolgende zoekslagen steeds weer nieuwe documenten zijn geopenbaard maakt niet dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld. Het is bij Woo-zaken immers niet ongebruikelijk dat het bestuursorgaan aan de hand van extra informatie uit het bezwaarschrift of het beroepsschrift een nadere zoekslag maakt aan de hand waarvan nog aanvullende documenten boven tafel komen. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat, hoewel begrijpelijk is dat eiseres ontevreden is over het handelen van verweerder, het handelen van verweerder niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
Is de zoekslag zorgvuldig uitgevoerd?
8. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet onder hem berust en deze mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat dat document toch onder het bestuursorgaan berust. [4] Bij de beoordeling of een stelling van een bestuursorgaan de rechtbank niet ongeloofwaardig voorkomt, zal worden betrokken op welke wijze het onderzoek is verricht. Het bestuursorgaan moet inzichtelijk maken dat voldoende zorgvuldig onderzoek is gedaan. Hierbij hoort ook dat het bestuursorgaan moet onderzoeken of de gevraagde documenten (hebben) bestaan en bij hem hadden behoren te berusten. [5]
9. Eiseres stelt dat ook na de derde zoekslag nog documenten ontbreken. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hij niet over meer voor het verzoek relevante informatie beschikt dan reeds openbaar is gemaakt. Alle voor het verzoek relevante informatie is door middel van een zorgvuldige en uitgebreide zoekslag geïnventariseerd en beoordeeld. Verweerder heeft op zitting toegelicht dat zij na het Woo-verzoek van eiseres eerst een globale zoekslag hebben gedaan en dat hij vervolgens na concretisering van het verzoek door eiseres steeds specifieker heeft kunnen zoeken, waarna in de volgende zoekslagen nog meer documenten zijn gevonden.
10. Op zitting is met partijen besproken welke documenten volgens eiseres nog ontbreken. De rechtbank zal die hieronder puntsgewijs bespreken.
10.1.
Volgens eiseres is het digitale dossier in eiseres ‘Haagse Zaken’ niet compleet. De rechtbank overweegt hierover dat het door eiseres ingestelde Woo-verzoek zich niet richt op het digitale dossier zoals opgenomen in eiseres ‘Haagse Zaken’, maar dat het Woo-verzoek ziet op informatie betreffende de [adres] van de afdeling DSO. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het digitale dossier in ‘Haagse Zaken’ dan ook buiten het Woo-verzoek aan DSO valt.
10.2.
Voorts is volgens eiseres geen invulling gegeven aan de gevraagde gegevens ‘Dossier B.2.22.2367 mijn aanvragen’. Verweerder heeft hierover op zitting toegelicht dat het Woo-verzoek van eiseres, gelet op haar aanvraag, ziet op de periode van 1 januari 2017 tot en met 7 januari 2022. Het bezwaardossier met kenmerk B.2.22.2367 is van na deze periode en valt daarmee niet onder het Woo-verzoek. De rechtbank kan dit standpunt volgen en oordeelt dat het dossier B.2.22.2367 niet onder de reikwijdte van onderhavig Woo-verzoek valt. Ook de ontbrekende processtukken van de bezwaaradviescommissie vallen volgens verweerder buiten de periode waarop het Woo-verzoek ziet. Dit is door eiseres ook ter zitting onderkend. De rechtbank oordeelt dat ook deze ontbrekende stukken niet onder de reikwijdte van het onderhavige Woo-verzoek vallen.
10.3.
Ook ontbreken volgens eiseres de bijlagen bij de e-mail van 24 oktober 2021 en ontbreken foto’s die als bijlagen bij verschillende e-mails van eiseres aan verweerder zijn verstuurd, in het door de rechtbank ontvangen dossier. Verweerder heeft hierover op zitting toegelicht dat wanneer je een e-mail doorstuurt, je niet ook automatisch de bijlagen meestuurt en dat het daarom kan zijn dat deze bijlagen niet bij verweerder berusten. Ook kan het zijn dat de ontvanger de bijlagen niet heeft opgeslagen en dat deze daarom niet meer in de e-mailbox beschikbaar zijn. Ook voor wat betreft de ontbrekende foto’s heeft verweerder toegelicht dat die foto’s misschien zijn ontvangen, maar niet zijn opgeslagen. In ieder geval berusten die foto’s nu niet meer bij verweerder, anders waren die tijdens de zoekslag gevonden en openbaar gemaakt. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan dit standpunt van verweerder te twijfelen. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank op zitting verduidelijkt dat het gegeven dat bepaalde stukken zijn ontvangen, niet betekent dat deze nog steeds onder verweerder zijn.
10.4.
Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat onduidelijk is waarom in document acht, op pagina acht bepaalde data zijn zwart gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de in het dossier gevoegde inventarislijst voldoende inzichtelijk heeft gemaakt op welke gronden hij openbaarmaking van onderdelen van documenten heeft geweigerd. Van een integrale weigering van documenten zoals eiseres stelt is geen sprake. Bij document acht is aangegeven dat de afgelakte tekst ziet op persoonsgegevens als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de rechtmatigheid van deze weigeringsgrond.
11. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder alle documenten die tot haar beschikking zijn en vallen binnen de reikwijdte van het Woo-verzoek openbaar heeft gemaakt.
12. Voor zover het beroep van eiseres zich richt op inhoudelijke onjuistheden in de openbaar gemaakte documenten overweegt de rechtbank als volgt. De Woo regelt de openbaarmaking van informatie opgenomen in documenten die zich onder het bestuursorgaan bevinden. Dit stelsel is in beginsel neutraal, wat wil zeggen dat de vraag of die documenten inhoudelijk juist zijn of op de juiste wijze tot stand zijn gekomen geen rol speelt. Die beroepsgrond slaagt dan ook niet.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van
mr.S. Hoeijmans, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob.
2.Op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1268.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1743.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 14 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2437.