In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.R. Hagenaars, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanleiding voor het beroep is het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel 'familie en gezin'. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen, aangezien zij aan de voorwaarden voor vrijstelling voldeed.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen, is overschreden. Verweerder heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de aanvraag nog niet compleet is en heeft verzocht om een langere termijn van twintig weken om de aanvraag te kunnen beoordelen. De rechtbank heeft echter besloten dat verweerder binnen vier tot twintig weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen, afhankelijk van de omstandigheden van de zaak. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen de gestelde termijnen alsnog een besluit op de aanvraag te nemen. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald, tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 17 januari 2024.