ECLI:NL:RBDHA:2024:6222
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Tsjadische nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 29 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de naleving van verdragsverplichtingen door Frankrijk. Eiser heeft niet aangetoond dat de opvangproblemen in Frankrijk dermate ernstig zijn dat bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico bestaat op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest.
Eiser heeft aangevoerd dat de omstandigheden in de opvanglocaties in Frankrijk inhumaan zijn en dat hij daardoor kwetsbaar is voor vervolging. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet heeft aangetoond dat hij geen bescherming kan inroepen bij de Franse autoriteiten. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk ongegrond is en dat de asielaanvraag van eiser terecht buiten behandeling is gesteld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.