ECLI:NL:RBDHA:2024:619

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
NL 23.27523
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig beslissen op asielaanvraag, prematuur ingebrekestelling, niet-ontvankelijkheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Syrische nationaliteit, tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag van 30 september 2022. Eiser heeft op 27 juli 2023 verweerder in gebreke gesteld, omdat er nog geen beslissing was genomen. De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2023 behandeld, maar eiser is niet verschenen. Verweerder heeft de Italiaanse autoriteiten gevraagd om eiser over te nemen, wat op 11 januari 2023 is goedgekeurd. Eiser werd op 14 juli 2023 geïnformeerd dat hij in de nationale asielprocedure werd opgenomen, met een beslistermijn van vijftien maanden. Verweerder stelt dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn pas op 12 oktober 2024 verstrijkt. Eiser betwist dit en stelt dat verweerder uiterlijk op 1 december 2023 had moeten beslissen. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn op 12 januari 2024 afloopt. Hierdoor verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank merkt op dat verweerder met WBV 2023/3 de beslistermijn niet rechtsgeldig heeft verlengd en roept verweerder op om snel op de aanvraag van eiser te beslissen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL23.27523
[V-Nummer]

uitspraak van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] 1972, van Syrische nationaliteit, eiser
(gemachtigde: mr. H.L.M. Janssen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.H. Noordeloos).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag van 30 september 2022. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiser heeft daarop een reactie ingediend.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2023 op zitting behandeld. De rechtbank heeft het beroep tegelijk behandeld met de beroepen van [naam 1] (ECLI:NL:RBDHA:2024:620) en [naam 2] (ECLI:NL:RBDHA:2024:617). Op deze beroepen is bij afzonderlijke uitspraak van vandaag uitspraak gedaan. Aan de zitting hebben deelgenomen: mr. F. Zeven als waarneemster van de gemachtigde van [naam 2] , de gemachtigde van [naam 1] en de gemachtigde van verweerder. Eiser is (noch in persoon, noch bij gemachtigde) niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser heeft op 30 september 2022 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft de Italiaanse autoriteiten gevraagd om eiser over te nemen. Hiermee zijn de Italiaanse autoriteiten op 11 januari 2023 akkoord gegaan. Met een besluit van 26 april 2023 heeft verweerder deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Verweerder heeft dit besluit op 15 mei 2023 ingetrokken en eiser op 14 juli 2023 bericht dat eiser in de nationale asielprocedure wordt opgenomen. Verweerder heeftdaarbij aangegeven dat de beslistermijn vijftien maanden bedraagt. Eiser heeft verweerder op 27 juli 2023 in gebreke gesteld, omdat verweerder nog geen beslissing op de aanvraag van 30 september 2022 had genomen. Op 4 september 2023 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
3. Tegen het niet tijdig beslissen op een asielaanvraag kan beroep bij de rechtbank worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk in gebreke heeft gesteld. [2]
4. De reden waarom de rechtbank het beroep van eiser op de zitting van een meervoudige kamer heeft gepland, is omdat in deze zaak mogelijk WBV 2023/3 van toepassing is op de asielaanvraag. [3]
5. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de beslistermijn op het moment van de ingebrekestelling van 27 juli 2023 was verstreken en gelet daarop of het daarna ingediende beroep ontvankelijk is.
Standpunt verweerder
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de ingebrekestelling van 27 juli 2023 prematuur is ingediend, omdat de beslistermijn pas op 12 oktober 2024 verstrijkt. Eiser is op 12 juli 2023 opgenomen in de nationale procedure, zodat de beslistermijn in beginsel verstrijkt op 12 januari 2024. Door WBV 2023/3 is deze beslistermijn met negen maanden verlengd, zodat de beslistermijn op 12 oktober 2024 verstrijkt.
Standpunt eiser
7. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder uiterlijk op 1 december 2023 had moeten beslissen. De verlenging van de beslistermijn is niet rechtsgeldig. Verder heeft verweerder geen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser. Eiser maakt zich grote zorgen om zijn familie in Syrië. Eiser ervaart het lange wachten als bijzonder ingrijpend. Zijn geestelijke en lichamelijke gezondheid heeft hieronder te lijden.
Juridisch kader
8. Uit artikel 42, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 volgt dat de beslistermijn in een zaak als deze gaat lopen op het moment waarop is komen vast te staan dat Nederland verantwoordelijk is of zal worden voor de behandeling van de asielaanvraag.
Het oordeel van de rechtbank
9. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van eiser niet op de zitting is verschenen. Hierdoor heeft de rechtbank niet de mogelijkheid gehad om aan de gemachtigde te vragen hoe zijn stelling dat de beslistermijn op 1 december 2023 is verstreken zich verhoudt tot de ingebrekestelling van 27 juli 2023.
10. Eiser is niet tijdig overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten, waardoor Nederland met ingang van 12 juli 2023 verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van het asielverzoek van eiser. Eerst op die datum start de beslistermijn van zes maanden. Dit betekent dat de beslistermijn niet vóór 12 januari 2024 afloopt. Dit standpunt heeft verweerder ook ingenomen in zijn verweerschrift. Eiser is hier in zijn reactie niet gemotiveerd op ingegaan. De ingebrekestelling van 27 juli 2023 is dus prematuur. Dit heeft tot gevolg dat het beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
11. Dit betekent dat de rechtbank er niet aan toekomt om verweerder een termijn op te leggen waarbinnen hij alsnog een beslissing op de aanvraag van eiser moet nemen. De rechtbank merkt nog wel het volgende op. Verweerder heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de beslistermijn met het WBV 2023/3 met negen maanden is verlengd. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in uitspraken van vandaag een oordeel gegeven over de rechtsgeldigheid van WBV 2023/3. [4] Kort samengevat heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder met WBV 2023/3 de beslistermijn in asielzaken niet rechtsgeldig met negen maanden heeft verlengd. De rechtbank geeft verweerder mee om thans alles in het werk te stellen wat nodig is om zo snel mogelijk op de aanvraag van eiser te beslissen. De uitspraak wordt immers verzonden na 12 januari 2024.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, voorzitter, en mr. L.H. Waller en
mr. M.F.A.M. Smeets, leden, in aanwezigheid van E.P.W. Kwakman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikelen 7:1, eerste lid, aanhef en onder f en 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Besluit van 26 januari 2023, nummer WBV 2023/3, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000, Stcrt. 2023, 3235.