ECLI:NL:RBDHA:2024:616
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid bestuursrechter in schadevergoeding verzoek na plaatsing op Fraude Signalering Voorziening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn verzoek om schadevergoeding beoordeeld. Eiser, directeur van [bedrijfsnaam] B.V., heeft op 23 juni 2021 een schadeverzoek ingediend bij de minister van Financiën, omdat hij ten onrechte op de Fraude Signalering Voorziening (FSV) was geplaatst. Dit had geleid tot aanzienlijke omzetderving voor zijn bedrijf, en eiser verzocht om een schadevergoeding van € 10.704,-. Na een herinnering aan verweerder op 2 september 2021 en meerdere telefonische contacten, heeft eiser op 7 juli 2023 verzoekschriften ingediend bij de sector Kanton van de rechtbank. De kantonrechter heeft de zaak doorverwezen naar de bestuursrechter.
De rechtbank oordeelt dat de bestuursrechter onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen. De reactie van verweerder op het verzoek om schadevergoeding kwalificeert niet als een besluit in de zin van het bestuursrecht, omdat het verzoek op grond van artikel 82 AVG geen verband houdt met besluiten op basis van de artikelen 15 tot en met 22 van de AVG. Eiser heeft bovendien niet de keuze om zijn verzoek tot schadevergoeding aan de bestuursrechter voor te leggen, aangezien de weg naar de bestuursrechter wettelijk is uitgesloten bij onrechtmatige besluiten van de Belastingdienst.
De rechtbank verklaart zich onbevoegd en bepaalt dat eiser het door hem betaalde griffierecht terugkrijgt, wat al is geëffectueerd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.