ECLI:NL:RBDHA:2024:616

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
SGR 23/4913
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid bestuursrechter in schadevergoeding verzoek na plaatsing op Fraude Signalering Voorziening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn verzoek om schadevergoeding beoordeeld. Eiser, directeur van [bedrijfsnaam] B.V., heeft op 23 juni 2021 een schadeverzoek ingediend bij de minister van Financiën, omdat hij ten onrechte op de Fraude Signalering Voorziening (FSV) was geplaatst. Dit had geleid tot aanzienlijke omzetderving voor zijn bedrijf, en eiser verzocht om een schadevergoeding van € 10.704,-. Na een herinnering aan verweerder op 2 september 2021 en meerdere telefonische contacten, heeft eiser op 7 juli 2023 verzoekschriften ingediend bij de sector Kanton van de rechtbank. De kantonrechter heeft de zaak doorverwezen naar de bestuursrechter.

De rechtbank oordeelt dat de bestuursrechter onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen. De reactie van verweerder op het verzoek om schadevergoeding kwalificeert niet als een besluit in de zin van het bestuursrecht, omdat het verzoek op grond van artikel 82 AVG geen verband houdt met besluiten op basis van de artikelen 15 tot en met 22 van de AVG. Eiser heeft bovendien niet de keuze om zijn verzoek tot schadevergoeding aan de bestuursrechter voor te leggen, aangezien de weg naar de bestuursrechter wettelijk is uitgesloten bij onrechtmatige besluiten van de Belastingdienst.

De rechtbank verklaart zich onbevoegd en bepaalt dat eiser het door hem betaalde griffierecht terugkrijgt, wat al is geëffectueerd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4913

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de minister van Financiën

(gemachtigde: mr. [naam]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn verzoek om schadevergoeding van 23 juni 2021.
1.1.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting omdat partijen een zitting niet nodig hebben geacht.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 23 juni 2021 heeft eiser bij verweerder een schadeverzoek ingediend omdat hij ten onrechte door de Belastingdienst op de Fraude Signalering Voorziening (FSV) zou zijn geplaatst. Daardoor was het voor het bedrijf [bedrijfsnaam] B.V., waar eiser directeur van is, niet mogelijk om een btw-identificatienummer aan te vragen. Eiser stelt dat als gevolg daarvan de B.V. aanzienlijke omzetderving heeft gehad, waarvan de schade wordt geschat op circa € 500.000,-. Eiser zelf verzoekt om een schadevergoeding van € 10.704,-.
3. Bij brief van 2 september 2021 heeft eiser verweerder aan het schadeverzoek herinnerd. Verweerder heeft de brief opgevat en aangemerkt als een ingebrekestelling. Daarna heeft meermaals telefonisch contact tussen partijen plaatsgevonden. Omdat vervolgens een verdere reactie uitbleef, heeft eiser op 7 juli 2023 verzoekschriften ingediend bij de sector Kanton van deze rechtbank. Bij vonnis van 14 juli 2023 heeft de kantonrechter de zaak doorverwezen naar de bestuursrechter.
Het oordeel van de rechtbank
4. De bestuursrechter is onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
5. De reactie van verweerder die eiser met deze procedure probeert te verkrijgen is geen besluit in de zin van het bestuursrecht. [1] Dit omdat het verzoek om schadevergoeding van eiser op grond van artikel 82 AVG, voor zover de bestuursrechter dat kan beoordelen, geen verband houdt met een besluit op grond van artikel 15 tot en met 22 van de AVG. [2] Daaronder valt bijvoorbeeld een besluit op een verzoek om inzage in de persoonsgegevens, of een besluit op een verzoek om beperking van de verwerking van persoonsgegevens. Alleen een besluit op basis van een van die artikelen kwalificeert als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. [3] Daarbij komt dat eiser in dit geval überhaupt niet de vrije keuze heeft om zijn verzoek tot schadevergoeding aan de bestuursrechter voor te leggen. [4] De weg naar de bestuursrechter is wettelijk uitgesloten als er sprake is van een onrechtmatig besluit afkomstig van de Belastingdienst. [5]
6. Dat bij vonnis van de kantonrechter van 14 juli 2023 de zaak is doorverwezen naar de bestuursrechter omdat eiser zijn verzoek heeft ingestoken als een beroep tegen het overschrijden van de beslistermijnen door verweerder, en daarbij heeft verwezen naar bepalingen uit de Awb, maakt dat niet anders.
7. Omdat de bestuursrechter onbevoegd is, krijgt eiser het door hem betaalde griffierecht terug. Dit is vanwege de voorlopige vrijstelling van het griffierecht al geëffectueerd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De bestuursrechter verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
3 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van rechtbank Midden-Nederland, van 2 augustus 2021, (ECLI:NL:RBMNE:2021:3645).
3.Zie artikel 34 van de Uitvoeringswet AVG (UAVG).
4.Overeenkomstig artikel 8:88 van de Awb.
5.Artikel V Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten.