ECLI:NL:RBDHA:2024:606

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
NL 23 24677
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Malinese eiser afgewezen op grond van vestigingsalternatief in Bamako

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in de asielprocedure van een Malinese eiser. De eiser had op 14 januari 2022 asiel aangevraagd in Nederland, omdat hij behoort tot een etnische minderheidsgroep in Mali die wordt onderdrukt en tot slaaf gemaakt. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag op 8 augustus 2023 afgewezen, met als argument dat de eiser zich veilig kan vestigen in de hoofdstad Bamako, ondanks de bedreigingen die hij heeft ontvangen van lokale slavenmeesters. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 21 december 2023 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor het standpunt dat de eiser zich in Bamako kan vestigen. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit in strijd is met de zorgvuldigheids- en motiveringsvereisten van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om opnieuw te beslissen op de asielaanvraag van de eiser, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de eiser, vastgesteld op € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24677

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. N. Ulutas en mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Inleiding

In het besluit van 8 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2023 op een zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M.E. Velleman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.H.H.P.M. Kelderman.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1989 en heeft de Malinese nationaliteit.
2. Op 14 januari 2022 heeft eiser asiel aangevraagd in Nederland. Daaraan heeft hij het volgende ten grondslag gelegd. Eiser behoort tot de etnische minderheidsgroep [groepering]. Leden van deze groep worden in Mali al lange tijd tot slaaf gemaakt en onderdrukt en dit wordt nog steeds geaccepteerd. Ook eiser en zijn familie zijn in hun dorp (in de regio [regio]) onderdrukt door de slavenmeesters ([groepering 2]). Recentelijk zijn de [groepering] in opstand gekomen en daartoe hebben zij de [naam vd beweging]-beweging opgericht (wat betekent: wij zijn allemaal gelijk). Eiser is betrokken geweest bij de oprichting van deze beweging en is bij deze beweging actief geworden als assistent van de secretaris van de lokale afdeling in zijn dorp. Daardoor is eiser door de [groepering 2] met de dood bedreigd. Twee leden van de lokale afdeling zijn vermoord, eisers moeder is mishandeld en zijn ouderlijk huis is vernield. Daarna is eiser uit zijn land van herkomst gevlucht.
Standpunten van partijen
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft de door eiser gestelde nationaliteit, identiteit en herkomst geloofwaardig geacht. Ook heeft verweerder geloofwaardig geacht dat eiser als slaaf werd beschouwd vanwege zijn etniciteit. Dat eiser betrokken is geweest bij de oprichting van de lokale [naam vd beweging]-beweging,daarbij actief was en dat hij daardoor problemen heeft ondervonden, heeft verweerder ook geloofwaardig geacht. Volgens verweerder komt eiser echter niet in aanmerking voor een asielvergunning. Eisers werkzaamheden voor de [naam vd beweging]-beweging waren namelijk marginaal en niet bekend buiten de regio [regio]. De [groepering 2] zijn alleen lokaal actief en eiser heeft niet verklaard dat hij ook problemen heeft ondervonden van de autoriteiten. Eiser heeft slechts van horen zeggen dat hij op een dodenlijst zou staan en de door hem ondervonden problemen zijn van acht jaar geleden. Volgens verweerder kan eiser zich dan ook vestigen in de hoofdstad van Mali, [stad].
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat zijn werkzaamheden voor de [naam vd beweging]-beweging marginaal waren. Daarnaast voert hij aan dat hij zich niet kan vestigen in [stad]. Slavernij is in geheel Mali geaccepteerd en de [groepering 2] kunnen hem daar ook vinden. Hij heeft daar weliswaar eerder verbleven, maar dat was slechts gedurende een korte tijd en eiser heeft zich in die tijd vooral schuilgehouden. Verder is het volgens eiser niet zorgvuldig dat het bestreden besluit is opgesteld door dezelfde ambtenaar als die eerder het voornemen tot afwijzing van zijn asielaanvraag heeft opgesteld.
5. In het verweerschrift heeft verweerder vastgehouden aan het bestreden besluit. Bij het tegenwerpen van [stad] als binnenlands vestigingsalternatief is volgens verweerder aan alle vereisten van artikel 3.37d van het Voorschrift Vreemdelingen (VV) voldaan. Verweerder verwijst hierbij naar de Kamerbrieven van 23 november 2022 (kenmerk 4333540, met bijbehorende beslisnota) en 17 januari 2023 (19 637, nr. 3056) over de veiligheidssituatie in Mali. Daarnaast stelt verweerder zich op het standpunt dat de zorgvuldigheid niet vereist dat een besluit wordt opgesteld door een andere ambtenaar dan die eerder het voornemen heeft opgesteld. Hierbij verwijst verweerder naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 5 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2986.
6. Op wat eiser aanvoert zal hierna verder worden ingegaan. De rechtbank zal de afwijzing van de asielaanvraag van eiser beoordelen aan de hand van de beroepsgronden.
Vierogenprincipe
7. De enkele omstandigheid dat het bestreden besluit is opgesteld door dezelfde ambtenaar die eerder het voornemen heeft opgesteld, maakt het bestreden besluit niet onzorgvuldig. Dit volgt uit de rechtspraak van de Afdeling waar verweerder op heeft gewezen. Ter zitting is namens eiser nog gesteld dat de betreffende ambtenaar en eisers gemachtigde geen goede verstandhouding hebben. Ook dit is op zichzelf onvoldoende om het bestreden besluit onzorgvuldig te achten.
Vestigingsalternatief
7. Op grond van artikel 3.37d van het VV en volgens onderdeel C2/3.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 voldoet een ander gebied in het land van herkomst van een vreemdeling als vestigingsalternatief als aan drie voorwaarden is voldaan:
a. a) het gaat om een gebied waar de vreemdeling geen risico loopt op vervolging of ernstige schade, dan wel waar hij daartegen bescherming kan krijgen,
b) de vreemdeling kan op veilige en wettige wijze reizen naar en toegang krijgen tot dit gebied, en
c) van de vreemdeling kan redelijkerwijs worden verwacht dat hij zich in dat gebied vestigt.
8. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 24 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2044, moet verweerder bij de beoordeling of aan deze drie voorwaarden is voldaan rekening houden met de algemene omstandigheden in het gebied en met de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling. Als verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat aan de voorwaarden is voldaan, is het vervolgens aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat het vestigingsalternatief in zijn geval niet aanwezig is en dat van hem niet kan worden verlangd dat hij zich elders in het land vestigt.
9. Verweerder heeft hieraan in het bestreden besluit niet voldaan, aangezien daarin enkel is overwogen dat eiser zich in [stad] kan vestigen omdat hij daar eerder zonder problemen heeft verbleven en de [groepering 2] daar niet aanwezig zijn. Deze overweging is echter niet voorzien van een onderbouwing met landeninformatie waaruit de mate van aanwezigheid en invloed van de [groepering 2] in [stad] blijkt. Dit gebrek heeft verweerder met het verweerschrift niet gerepareerd. Ook uit de daarin aangehaalde Kamerbrieven blijkt namelijk niet in hoeverre de [groepering 2] in [stad] aanwezig zijn en invloed hebben. Nu dit niet is onderbouwd, kan verweerder ook niet worden gevolgd in zijn stelling in het verweerschrift dat eisers activiteiten in de regio [regio] niet bekend zijn in [stad]. Dit brengt mee dat verweerder niet op deze wijze het standpunt heeft kunnen innemen dat eiser zich in [stad] kan vestigen.

Conclusie en gevolgen

10. De rechtbank komt tot de volgende conclusie. Omdat het aan eiser tegengeworpen vestigingsalternatief niet goed is onderbouwd, is het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheidsvereiste (artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht, Awb) en het motiveringsvereiste (artikel 3:46 van de Awb). Het beroep is gegrond. De rechtbank zal verweerder opdragen om opnieuw op eisers asielaanvraag te beslissen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen in stand te laten of om op een andere manier zelf in de zaak te voorzien, omdat het in de eerste plaats op de weg van verweerder ligt om nader onderzoek te doen naar de veiligheidssituatie in (bepaalde delen) van Mali tegen de achtergrond van eisers geloofwaardig geachte asielrelaas.
11. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.750,- bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen op eisers asielaanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
 veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- (zeventienhonderdvijftig euro) aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.