ECLI:NL:RBDHA:2024:6011

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
71/093308-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van deelname aan terroristische organisatie en oorlogsmisdrijven in Syrië

Op 26 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van deelname aan een terroristische organisatie en het plegen van oorlogsmisdrijven in Syrië. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, waaronder deelname aan de terroristische organisatie Islamitische Staat en het oorlogsmisdrijf aanranding van de persoonlijke waardigheid. De verdenking was gebaseerd op verklaringen van getuigen, waarvan de betrouwbaarheid door de rechtbank in twijfel werd getrokken. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen onvoldoende steun boden voor de beschuldigingen. De verdachte, geboren in 1977 in Syrië, werd beschuldigd van deelname aan gewapende strijdgroepen en het plegen van plunderingen in de periode van 2011 tot 2019. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de terroristische organisatie of de gepleegde oorlogsmisdrijven vast te stellen. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de officieren van justitie aanvankelijk vrijspraak vorderden, maar later hun standpunt wijzigden na aanvullend onderzoek. De rechtbank benadrukte de noodzaak van zorgvuldigheid bij het beoordelen van getuigenverklaringen, vooral gezien de complexe en chaotische situatie in Syrië tijdens de burgeroorlog.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 71/093308-21
Datum uitspraak: 26 april 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats] (Syrië),
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 24 juni 2021, 20 september 2021,
13 december 2021, 7 maart 2022, 20 juni 2023 (alle pro forma dan wel regie), 31 januari 2024 en 12 april 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. A.J. van Dooren en mr. C.D. Kardol, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadslieden, mr. T.M.D. Buruma en mr. S.K.S. Toelsie, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 20 juni 2023 - ten laste gelegd dat:
1
primair
hij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 01 januari 2011 tot en met 30
september 2019,
in één of meer plaats(en) in Syrië en/of Irak en/of Turkije en/of Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
heeft deelgenomen aan een of meer terroristische organisatie(s), te weten
Islamitische Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic
State of Iraq and Levent (ISIL), en/of Jabhat al-Nusra en/of Jund al-Aqsa en/of
Ahrar al-Sham en/of Jaish al-Islam en/of de brigade van de revolutionairen van
Khan Shaykhun en/of Liwa' al-Thuwar Khan Shaykhun, althans (telkens) (een)
organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, welke
organisatie(s) tot oogmerk had(den) en/of heeft/hebben het plegen van
terroristische misdrijven, te weten:
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten
gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met
een terroristisch oogmerk (als bedoeld in artikel 176a Wetboek van Strafrecht),
en/of
B. doodslag (te) begaan me een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a
Wetboek van Strafrecht), en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 .
juncto 83 Wetboek van Strafrecht), en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot
eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176b en/of 289a en/of 96 lid 2
Wetboek van Strafrecht), en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de
categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en
munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een
terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in
artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie);
subsidiair
hij, verdachte, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode
van 1 januari 2011 tot en met 31 mei 2015, te Khan Shaykhun, althans
in Syrië,
in verband met een (niet-internationaal) gewapend conflict op het
grondgebied van Syrië,
tezamen met en in vereniging met anderen, althans alleen,
heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een strijdgroep van
de familie [familienaam 1] in Khan Shaykhun, bestaande uit (in elk geval)
verdachte en/of [naam 1] en/of [naam 2] ( [naam 2] )
en/of [naam 4] al [naam 2] en/of [naam 5] al [naam 2] en/of [naam 6] en/of
[naam 7] al [naam 2] en/of [naam 7] en/of [naam 9]
(ook wel [naam 10] genoemd) en/of [naam 11]
en/of [naam 12] en/of [naam 13] en/of een of
meer derden, al dan niet gebruik makend van de naam [naam 14]
,
welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van internationale
misdrijven, te weten plundering als oorlogsmisdrijf.
2
hij op een tijdstip in of omstreeks het voorjaar van 2014, in of nabij Khan Shaykhun, althans (elders) in Syrië,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
in geval van een niet-internationaal gewapend conflict op het grondgebied van
Syrië,
in strijd met het bepaalde in gemeenschappelijk artikel 3 van de Verdragen van
Geneve van 12 augustus 1949,
(een) perso(o)n(en) die (toen) niet (meer) rechtstreeks aan de vijandelijkheden
deelnam(en), te weten (een) burger(s) en/of personeel van strijdkrachten die de
wapens had(den) neergelegd en/of (een) perso(o)n(en) die buiten gevecht is/zijn
gesteld door ziekte en/of verwonding en/of gevangenschap en/of enig andere
oorzaak, in zijn/hun persoonlijke waardigheid heeft aangerand (en/of) (in het
bijzonder) vernederd en/of onterend heeft behandeld,
door,
- het op video (laten) opnemen van de hoofden van de overleden personen, terwijl
die hoofden van de rompen gescheiden zijn, en/of
- het aan de haren omhoog (laten) houden van deze hoofden en deze duidelijk
zichtbaar aan de camera (laten) tonen, en/of
- het aan (laten) duiden van deze personen als de "varkens van Assad" en "hond".

3.Bevoegdheid van de rechtbank en rechtsmacht

De rechtbank Den Haag is ingevolge artikel 15 van de Wet internationale misdrijven (hierna: Wim) bevoegd kennis te nemen van deze zaak.
De verdachte wordt onder feit 2 verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een oorlogsmisdrijf in Syrië, te weten de aanranding van de persoonlijke waardigheid. Dit feit is strafbaar gesteld in de Wim. Daarnaast wordt de verdachte onder feit 1 subsidiair verweten dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van het oorlogsmisdrijf plundering. Dit feit wordt ingevolge artikel 1, vierde lid, van de Wim gelijkgesteld met een in de Wim omschreven misdrijf.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder a van de Wim is de Nederlandse strafwet van toepassing op een ieder die zich buiten Nederland schuldig maakt aan misdrijven uit die wet wanneer de verdachte zich in Nederland bevindt. De verdachte is in 2019 naar Nederland gereisd en verblijft sindsdien hier te lande. Daarmee stoelt de rechtsmacht in deze zaak op de hiervoor genoemde bepaling. Er is daarmee sprake van toepassing van (secundaire) universele rechtsmacht ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2.
Onder feit 1 primair wordt de verdachte verweten dat hij heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie. Ook voor dit feit, in al zijn onderdelen, is er rechtsmacht op grond van de artikelen 6 en 8c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). [1]

4.De bewijsbeslissing

4.1.
Inleiding
Op 28 oktober 2019 hebben drie personen zich bij de politie in Ter Apel gemeld met informatie over een Syrische man genaamd [naam 15] . Deze zou in Nederland verblijven, de leider zijn geweest van een groep strijders in Syrië en zich aldaar schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdrijven. In 2020 heeft de politie een filmpje ontvangen waarop onthoofde personen te zien zijn. Volgens anoniem verstrekte informatie zou [naam 15] betrokken zijn geweest bij het maken van dit filmpje. De politie is vervolgens een strafrechtelijk onderzoek gestart onder de naam 26Kelso. De verdachte is op 6 april 2021 aangehouden.
Naar aanleiding van de melding uit 2019 en het toegezonden filmpje spitste de verdenking tegen de verdachte zich aanvankelijk toe op deelname aan een terroristische organisatie (feit 1 primair) en het oorlogsmisdrijf aanranding van de persoonlijke waardigheid (feit 2). Later is de focus van het opsporingsonderzoek meer komen te liggen op deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van het oorlogsmisdrijf plundering (feit 1 subsidiair).
4.2.
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben aanvankelijk, op de terechtzitting van 31 januari 2024, gerekwireerd tot vrijspraak van de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten en tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit. Zij hebben gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Naar aanleiding van een op 29 maart 2024 door de rechter-commissaris opgesteld proces-verbaal van bevindingen (dat hierna uitgebreid zal worden besproken), hebben de officieren van justitie hun standpunt gewijzigd. Zij hebben op de terechtzitting van 12 april 2024 gevorderd dat de verdachte integraal wordt vrijgesproken.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwen hebben op de terechtzitting van 31 januari 2024 vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit. Zij hebben op de terechtzitting van 12 april 2024 gepersisteerd bij hun standpunt.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1.
De verdenking van deelname aan een terroristische of criminele organisatie
De verdachte wordt verdacht van deelname aan organisaties die tot oogmerk hebben het plegen van terroristische misdrijven (feit 1 primair) dan wel het plegen van plundering als oorlogsmisdrijf (feit 1 subsidiair). Deze feiten zouden zijn gepleegd in Syrië, in en omstreeks de plaats Khan Shaykhun. Voor een beter begrip van de context van deze verdenking, volgt hieronder eerst een korte schets van de ontwikkelingen in Syrië in het algemeen en Khan Shaykhun in het bijzonder in de ten laste gelegde periode. Daarna zal de rechtbank ingaan op het bewijs in deze zaak.
De situatie in Syrië in de ten laste gelegde periode
In het voorjaar van 2011 brak in Syrië een opstand uit om hervormingen af te dwingen bij het regime van president Bashar al-Assad. Het regime probeerde de roep om hervormingen met grof geweld de kop in te drukken, maar dit bracht het verzet niet tot een einde. Vanaf de zomer van 2011 verzette de oppositie zich gewapenderhand in reactie op de gewelddadigheden van het regime. Er werden wraakacties uitgevoerd tegen regeringstroepen en er werden wijken in grote steden en gebieden op het platteland veroverd. Eén van de betrokken oppositiegroepen was het Vrije Syrische Leger. Naarmate de strijd in Syrië vorderde nam met name in de provincie Idlib de invloed van jihadistische groepen, die tot doel hadden het vestigen van een Islamitische Staat, toe. Aan het eind van 2012 leken de islamitische en jihadistische groeperingen ten koste van het Vrije Syrische Leger de overhand te krijgen.
Khan Shaykhun
Khan Shaykhun is een plaats in het zuiden van de provincie Idlib. Door Khan Shaykhun loopt de M5, een snelweg die Aleppo met Damascus, Homs en Hama verbindt. De M5 kende in de ten laste gelegde periode verschillende controleposten van ofwel het regime ofwel van gewapende groeperingen en/of rebellengroepen. Het conflict tussen het regime van Assad en de oppositie bereikte ook het strategisch gelegen Khan Shaykhun. In juni 2013 bezetten troepen van het regime Khan Shaykhun. Reeds daarvoor waren verschillende groeperingen actief in de regio. Eén van de groeperingen die actief was in Khan Shaykhun was Liwa’ al-Thuwar Khan Shaykhun (hierna: LTKS).
Liwa’ al-Thuwar Khan Shaykhun
In reactie op de bezetting van Khan Shaykhun is LTKS, de brigade van de rebellen van Khan Shaykhun, opgericht. De oprichting van LTKS is op 17 juni 2013 in een video op YouTube verkondigd. LTKS was een samenvoeging van zestien kleinere bataljons en had als doel om Khan Shaykhun te bevrijden van het regime. Veel van de bataljons die samengingen in LTKS waren daarvoor al actief in de regio Khan Shaykhun. Zo zijn op YouTube van verschillende bataljons video’s uit 2012 te vinden waaruit blijkt dat een aantal van deze bataljons waren gelieerd aan het Vrije Syrische Leger en blijkt dat zij betrokken zijn geweest bij de strijd tegen het regime om Khan Shaykhun. Ook LTKS lijkt gelieerd te zijn geweest aan het Vrije Syrische Leger, aangezien het logo van LTKS verwijzingen naar het Vrije Syrische Leger bevat.
In de oprichtingsvideo van 17 juni 2013 wordt genoemd dat LTKS onder leiding staat van kolonel Ahmad al-Ma’rati. De leden van LTKS waren voornamelijk mensen van de familie Al [naam 2] . Op internet wordt ook [naam 1] als leider van LTKS genoemd. [naam 1] zou al sinds het begin van de opstanden in 2011 in Syrië betrokken zijn bij de protesten en de strijd tegen het regime. Hij wordt ook als leider van de rebellengroep Katiba al-Nasr aangeduid, een groep die in 2013 is opgegaan in LTKS. Ook verschillende getuigen hebben [naam 1] als de leider van LTKS aangewezen
Uit video’s op YouTube blijkt dat LTKS en de daaronder vallende bataljons hebben deelgenomen aan de strijd in Khan Shaykhun. LTKS was ten behoeve van de bevrijding van Khan Shaykhun ook aangesloten bij samenwerkingsverbanden met andere strijdgroepen, te weten Jaysh al-Islam, al-Jabhat al-Islamiyya en Sada al-Anfal. Na 2014 zijn er op internet nauwelijks nog video’s en berichten verschenen die betrekking hadden op de deelname van LTKS aan de strijd.
Familiebanden in Khan Shaykhun
In Khan Shaykhun was blijkens het deskundigenrapport van dr. P.M. Kurpershoek d.d. 28 november 2021 sprake van een onderlinge strijd tussen de families [familienaam 1] , [familienaam 2] en [familienaam 3] . De onderlinge rivaliteit lijkt betrekking te hebben op lokale machtsposities en de daarmee verbonden financiële en materiële voordelen, aldus Kurpershoek. Alle drie de families zijn betrokken geweest bij de gewapende strijd in Khan Shaykhun.
Ten aanzien van de familiebanden in de regio Khan Shaykhun rapporteert Kurpershoek dat een gedeelde familienaam niet noodzakelijkerwijs betekent dat men zich collectief definieert als groep die in al zijn geledingen collectief handelt. Binnen de betreffende families konden familieleden ook lijnrecht tegenover elkaar staan. De familieverbanden in Khan Shaykhun zijn groot en omvatten niet alleen bloedverwantschap maar ook een breder verwantschap. Zodoende kan op basis van een naam geen gevolgtrekking worden gemaakt over iemands politieke keuzes of affiliaties.
Ook uit het onderhavige dossier kunnen spanningen tussen de families in de plaats Khan Shaykhun worden afgeleid. Verschillende getuigen verklaren – in algemene termen – dat sprake was van rivaliteit tussen de families [familienaam 1] en [familienaam 2] en dat leden van beide families gedurende het conflict bewapend waren. Meer specifiek heeft de verdachte verklaard – en met stukken onderbouwd – dat zijn destijds minderjarige dochter getrouwd is geweest met een van de getuigen in dit dossier, [naam 16] , die gelieerd is aan de familie [familienaam 2] . Dit huwelijk wordt betwist door [getuige 2] zelf. Ook is in deze zaak een bedreigde getuige gehoord, [getuige 1] , die heeft verklaard dat gezien dat [naam 21] , de broer van getuigen [naam 16] en diens broer [naam 17] , op bevel van de verdachte is neergeschoten. Dat sprake is van spanningen tussen de familie van de verdachte en de familie van [naam 16] en [naam 17] kan voorts worden afgeleid uit de dreigende taal die over en weer is geuit, online en in spraakberichten.
De beoordeling van het bewijs
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie dan wel criminele organisatie in Khan Shayhkhun.
Hoewel de tenlastelegging een periode bestrijkt vanaf 2011, ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten dat in Khan Shaykhun voorafgaand aan 17 juni 2013 sprake was van een terroristische dan wel criminele organisatie. Uit het dossier blijkt onvoldoende of er strijdgroepen in Khan Shaykhun actief waren, en zo ja, welke strijdgroepen dit waren, welke personen daartoe behoorden, wat de structuur was en met welk doel zij handelden. Bovendien blijkt uit het rapport van Kurpershoek dat de strijd in Syrië chaotisch en verspreid in tijd en geografie over talloze incidenten verliep. Het feit dat in 2013 een georganiseerde strijdgroep in Khan Shaykhun actief was, betekent dus niet dat hiervan ook in de periode daarvoor sprake was.
Het dossier bevat – op een enkele foto van de verdachte in camouflagekleding na – geen beeldmateriaal dat duidt op deelname van de verdachte aan een gewapende groepering. Hoewel van verschillende strijdgroepen, waaronder LTKS, wel beeldmateriaal door het opsporingsteam is aangetroffen, komt de verdachte op geen van die beelden voor. Het dossier bevat voorts slechts beknopte en weinig gedetailleerde informatie over de situatie in Khan Shaykhun en de verschillende (strijd)groepen in Khan Shaykhun.
De verdenking dat de verdachte betrokken is geweest bij een of meer organisatie(s) berust dan ook met name op getuigenverklaringen. De rechtbank zal moeten beoordelen of uit die verklaringen met voldoende zekerheid feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid op grond waarvan de betrokkenheid van de verdachte bij de betreffende organisatie(s) kan worden vastgesteld. Daarbij is behoedzaamheid geboden, gelet op de situatie in Khan Shaykhun, zoals hiervoor geschetst, en gelet op het ontbreken van ander bewijsmateriaal dat de getuigenverklaringen kan ondersteunen.
In het navolgende zal de rechtbank de belastende getuigenverklaringen bespreken.
De getuige [getuige 1]
Getuige [2] heeft verklaard dat de verdachte in Khan Shaykhun bekend staat als [bijnaam verdachte 2] . [getuige 1] heeft gezien dat de verdachte negen à tien maanden na het begin van de revolutie, in 2011, op de snelweg langs Khan Shaykhun en op de brug van Jisser Al Shughur een legerkonvooi aanviel. De verdachte was één van de eersten die begon met schieten. De kolonne bestond uit tanktransporters en groene legerbussen. In elke bus zaten 60-100 militairen. Slechts drie militairen overleefden de aanval. Een van de militairen is ter plekke neergeschoten en onthoofd. De verdachte had deze militair aan zijn haren getrokken en een stuk of twintig keer geschopt. [getuige 1] heeft dit alles kunnen zien omdat hij aan de zijkant van de aanvallers stond, op 150 à 200 meter van de snelweg. De andere twee militairen zijn in het ziekenhuis door de verdachte en [naam 3] doodgeschoten. [getuige 1] stond op dat moment bij de ingang van het ziekenhuis. Hij had gezien dat de verdachte en [naam 3] met pistolen en geweren het ziekenhuis binnenliepen, hij hoorde vervolgens schoten en hoorde daarna dat ze zeiden “We hebben ze geliquideerd”. De verdachte was één van de leiders van de groep en de gehele groep viel onder [naam 1] . Op dat moment had de groep nog geen naam. Een maand later is [naam 1] de leider van LTKS geworden. [getuige 1] heeft verklaard dat hij dit wist omdat hij zag dat [naam 1] de bevelen gaf. De verdachte was lid van LTKS. Ook was hij verantwoordelijk voor de levering van wapens. Verder heeft [getuige 1] verklaard dat de groepering een controlepost had opgericht op de snelweg toen zij wapens had gekregen door de aanval op de militaire kolonne en dat hij heeft gezien dat LTKS de voorbijrijdende auto’s en vrachtauto’s plunderde. [getuige 1] heeft ook gezien dat jonge mensen werden ontvoerd en in de kofferbakken van auto’s werden geplaatst. Verder heeft [getuige 1] gezien dat een minibus die weigerde te stoppen werd beschoten, waarbij drie vrouwen om het leven zijn gekomen. De verdachte was aanwezig bij de incidenten die [getuige 1] heeft gezien. Verder heeft [getuige 1] verklaard dat hij heeft gezien dat de verdachte en Fouad Turki al Yousef de geplunderde ladingen en auto’s op de markt verkochten. [getuige 1] heeft verder verklaard dat de verdachte na LTKS lid is geworden van Jund al-Aqqsa, daarna van Ahrar al Sham en tot slot van Jahbat al-Nusra. [getuige 1] heeft gehoord dat de verdachte na maart 2016 nog in Syrië verbleef.
De verklaring van [getuige 1] is gedetailleerd en voor de verdachte zeer belastend. De rechter-commissaris heeft de betrouwbaarheid van deze getuige onderzocht en van haar bevindingen verslag gedaan in een proces-verbaal gedateerd 3 maart 2022. Op basis van de haar toen ter beschikking staande informatie heeft de rechter-commissaris geconcludeerd dat zij “al met al geen reden ziet” om de verklaringen van de getuige in twijfel te trekken en [getuige 1] als niet betrouwbaar aan te merken. Nadien heeft de officier van justitie Bijzondere Getuigen nieuwe informatie verstrekt aan de rechter-commissaris. De rechter-commissaris heeft naar aanleiding daarvan nader onderzoek verricht en daarvan verslag gedaan in een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 29 maart 2024. Uit haar onderzoek is de rechter-commissaris gebleken dat “de fundamenten onder bepaalde delen van de verklaring van [getuige 1] verdwijnen”. In het licht daarvan heeft zij haar betrouwbaarheidsoordeel gewijzigd en geconcludeerd dat de verklaring van [getuige 1] als “niet betrouwbaar” en dus als onbetrouwbaar dient te worden aangemerkt. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat zij de verklaring van [getuige 1] niet voor het bewijs kan bezigen.
De getuigen [getuige 2] en [getuige 3]
Een van de andere getuigen die uitgebreid belastend heeft verklaard is
[getuige 2]. [getuige 2] is de broer van [getuige 3] , die ook een verklaring heeft afgelegd, en is op 29 januari 2013 uit Syrië vertrokken. [getuige 2] heeft verklaard dat de familie [familienaam 1] aan het begin van de revolutie in Khan Shaykhun een brigade heeft opgericht die zowel in Khan Shaykhun als ook in andere plaatsen actief was. De verdachte was een van de leiders binnen de brigade en had een groep strijders. Als rechterhand van de verdachte fungeerden [naam 9] , [naam 18] , [naam 19] en [naam 20] . [naam 1] was de leider van de gehele brigade. De verdachte stond in Khan Shaykhun bekend als [bijnaam verdachte 2] en [bijnaam verdachte 1] . De brigade heette in het begin LTKS, maar heeft zich later aangesloten bij Jaish al-Islam en daarna bij Jabhat al Nusra. De brigade heeft tot medio 2014 bestaan. [getuige 2] heeft verder verklaard dat hij meerdere keren heeft gezien dat de verdachte berovingen pleegde op de snelweg Aleppo-Damascus en daarbij op auto’s schoot. Dit gebeurde achter het huis van [getuige 2] . De verdachte was één van de leiders bij zulke aanvallen, aldus [getuige 2] . [getuige 2] heeft voorts verklaard dat hij heeft gezien dat Turki al Yousef, Mohammed al Yousef en anderen de gestolen spullen kochten van de verdachte en vervolgens doorverkochten.
Ook getuige
[getuige 3]heeft uitgebreid belastend verklaard. Hij heeft op 29 januari 2013 Syrië verlaten. [getuige 3] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de verdachte met zijn gewapende groep bij hun eigen controlepost aan de weg van Aleppo naar Damascus vrachtwagens met goederen en auto’s plunderde. De verdachte gaf aan gewapende mensen het bevel om bepaalde auto’s en vrachtwagens te plunderen en om te schieten. De verdachte was hierbij zelf ook gewapend. De plunderingen werden gepleegd in opdracht van [naam 1] en de verdachte. [getuige 3] had van zijn broer [naam 21] gehoord dat de weg van Aleppo naar Damascus werd verdeeld onder de groepering in Khan Shaykhun en dat een stukje van de weg bijvoorbeeld voor een bepaald aantal dagen voor de familie [familienaam 1] was. Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris heeft [getuige 3] zijn verklaring omtrent zijn waarnemingen gespecificeerd en heeft hij verklaard dat hij tweemaal heeft gezien dat de verdachte betrokken was bij het plunderen. De eerste keer ging het om een auto met suiker die de verdachte met zijn groep had ingenomen en de tweede keer om een bus die op bevel van de verdachte werd beschoten. [getuige 3] heeft verklaard dat hij dit kon zien omdat hij aan de hoofdweg woonde en bij hen ging staan. Hij stond dan op 500 meter van de plek waar werd geplunderd. Op het moment dat het schieten begon, ging hij naar binnen. [getuige 3] heeft voorts verklaard dat hij heeft gehoord dat de verdachte “schiet” over de walkietalkie had gezegd toen iemand tegen hem zei dat de bus niet wilde stoppen. Verder heeft [getuige 3] verklaard dat de verdachte lid was van Jabhat al Nusra en in de regio Idlib rechter was en daarvoor een sharia-cursus had gevolgd.
De rechtbank overweegt dat de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] in ieder geval deels uit eigen waarneming hebben verklaard over de incidenten waarbij de verdachte betrokken zou zijn geweest. Niettemin beziet de rechtbank hun verklaringen met de grootst mogelijke behoedzaamheid, omdat zij een motief lijken te hebben om ten nadele van de verdachte te verklaren, namelijk het conflict tussen hun familie en die van de verdachte. Daarbij komt dat [getuige 2] en [getuige 3] bij de politie melding hebben gemaakt van een online bedreiging die afkomstig zou zijn van de verdachte, terwijl het dossier sterke aanwijzingen bevat dat zij die bedreiging aan zichzelf hebben verstuurd. Dat maakt dat de rechtbank niet zonder meer kan uitgaan van de juistheid van hun verklaringen. De verklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] lijken op het eerste gezicht uitgebreid, maar zijn op belastende punten weinig concreet en gedetailleerd. Het ontbreekt aan verifieerbare details zoals een (duidelijke) tijdsaanduiding. [getuige 2] heeft slechts verklaard dat de brigade van de familie [familienaam 1] zich vanaf het begin van de revolutie in 2011 bezighield met berovingen op de snelweg, maar uit zijn verklaring volgt niet wanneer de verdachte bij de berovingen betrokken was en wat er werd gestolen. [getuige 3] heeft slechts verklaard dat hij twee incidenten heeft gezien waarbij de verdachte betrokken was, zonder nadere specificatie wanneer deze incidenten zich hebben voorgedaan. Ook hebben de getuigen niet in detail verklaard over de incidenten die zij hebben gezien en evenmin over de precieze rol van de verdachte bij deze incidenten. Gelet op dit alles dienen de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] in belangrijke mate steun te vinden in ander bewijsmateriaal willen deze verklaringen kunnen bijdragen aan de feitenvaststelling.
De rechtbank ziet zich dan ook voor de vraag gesteld of de verklaringen van de andere belastend verklarende getuigen, namelijk [getuige 4] , [getuige 5] , [getuige 6] en [getuige 7] , deze steun kunnen bieden.
Andere belastende getuigenverklaringen
[getuige 4]is verre familie van de verdachte en heeft verklaard dat de verdachte ‘hoorde bij’ LTKS, maar ook dat hij ‘niets te maken had met die vereniging’, militair gezien geen belangrijke rol had, niet heeft gevochten, en geen schot heeft gelost.
[getuige 5]heeft verklaard dat de groep waartoe de verdachte behoorde voor negentig procent uit [familienaam 1] bestond en dat [naam 1] de baas was van deze groep. De naam van de groep veranderde per maand. Zo stond de groep de ene keer bekend als de Rebellen van Khan Shaykhun en de andere keer onder een andere naam. De verdachte zou zich sinds het begin van de oorlog hebben beziggehouden met diefstal en afpersing en stond bekend als [bijnaam verdachte 2] . De verdachte verkocht de uit de vrachtwagens gestolen spullen door. [getuige 5] heeft de verdachte in 2012 voor het laatste gezien in Khan Shaykhun.
[getuige 6]heeft ook belastend verklaard. Hij heeft verklaard dat leden van de familie [familienaam 1] wapens droegen en geen goede reputatie hadden in Khan Shaykhun. De familie droeg deze wapens om zogenaamd te vechten tegen het regime. Later is de familie [familienaam 1] een ‘bende’ geworden die uit naam van de revolutie alles van waarde stal. [getuige 6] heeft verder verklaard de verdachte geen goede man is, maar dat hij hem persoonlijk niet kent. De verdachte heeft volgens [getuige 6] meegedaan aan diefstal en roven, omdat zijn hele familie daarmee bezig was.
Een andere getuige die belastend heeft verklaard is
[getuige 7]. [getuige 7] heeft verklaard dat [naam 1] de leider was van LTKS en dat LTKS aan het begin van de opstand als rebellen naar buiten kwamen. [naam 1] had vuile mensen uit zijn eigen mensen verzameld uit (de omgeving) van Khan Shaykhun. Deze mensen beroofden onschuldige mensen en mishandelden mensen die geen rebel waren. De leden van LTKS vulden hun eigen zakken. LTKS had over alles gezag en had de weg omgelegd zodat men door Khan Shaykhun moest rijden als men naar Aleppo of Damascus wilde. Voordat mensen door mochten rijden werden hun auto’s volledig gestript. [getuige 7] heeft verder verklaard dat hij [naam 1] niet persoonlijk kent en hem nooit face to face heeft gezien. De politie heeft [getuige 7] een foto van de verdachte laten zien en [getuige 7] herkende de persoon op de foto als [naam 22] met bijnaam [bijnaam verdachte 1] . [getuige 7] heeft verklaard dat hij [naam 22] niet persoonlijk kent, maar dat hij berucht was in Khan Shaykhun en iedereen in Khan Shaykhun schade heeft berokkend. Op de vraag welke positie de verdachte in LTKS had antwoord [getuige 7] : “het is één familie, het is een pot nat. Het maakt niet uit wie de werkelijke leider is als je er binnen bent heeft iedereen de macht.” [getuige 7] heeft voorts verklaard dat hij de verdachte voor het eerst heeft gezien in Griekenland.
De rechtbank overweegt dat de getuigenverklaringen van [getuige 4] , [getuige 5] , [getuige 6] en [getuige 7] zeer algemeen zijn, nu zij geen duidelijke tijd- en plaatsaanduiding geven en ook de specifieke rol van de verdachte binnen de groepering/familie niet benoemen. Hoewel [getuige 4] , die zelf lid was van LTKS, heeft verklaard dat de verdachte ‘hoorde bij’ LTKS, heeft hij eveneens verklaard dat de verdachte niets te maken had met die vereniging. Dat lijkt met elkaar in tegenspraak. Skhetta heeft verklaard dat hij de vermeende door de verdachte gepleegde gedragingen niet zelf heeft gezien. De reden van wetenschap van Skhetta is dus onbekend. Ook de redenen van wetenschap van [getuige 6] en [getuige 7] zijn onbekend nu zij beiden hebben verklaard dat zij de verdachte niet persoonlijk kennen. Aboammmash heeft bovendien verklaard dat hij de verdachte pas voor het eerst heeft gezien toen hij op onderweg was naar Griekenland. Aldus komt aan deze getuigenverklaringen slechts geringe bewijswaarde toe. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze getuigenverklaringen niet de vereiste mate van steun bieden aan de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] .
Conclusie
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende houvast bieden om te kunnen vaststellen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een terroristische dan wel een criminele organisatie. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van feit 1 primair en subsidiair.
4.4.2.
De verdenking van het oorlogsmisdrijf aanranding van de persoonlijke waardigheid
In 2020 heeft het Team Internationale Misdrijven van de Landelijke Eenheid van de politie een filmopname van ongeveer een minuut verkregen van het Team Criminele Inlichtingen. Met de opname wordt de informatie verstrekt dat in de opname strijders te zien zijn uit de groepering van [naam 15] die meerdere personen hebben onthoofd en dat de opname gemaakt is bij de Al-Busaliyya controlepost in het voorjaar van 2014.
De opname begint met een beeld van een hoofd dat van de romp is ontdaan en op de grond ligt. Later in de opname wordt een voetzool op het hoofd geplaatst. Ook is te zien dat een man een tweede hoofd dat van de romp is ontdaan aan de haren omhoog houdt richting de camera. Op de opname is in de stem van een man te horen die onder meer zegt “En deze hond!” en “De varkens van Assad [lacht], varkens van Assad”. De verdachte is niet zichtbaar in de opname.
De verdenking komt er in de kern op neer dat de verdachte samen met anderen de twee personen die niet meer in leven zijn heeft vernederd door de opname te maken, de van de rompen gescheiden hoofden aan de haren omhoog te houden en vernederende woorden te uiten.
De politie heeft de stem die te horen is op de opname laten vergelijken met de stem van de verdachte die is opgenomen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst. De audiospecialisten van de politie die van de audiofragmenten hebben kennisgenomen konden geen uitsluitsel geven vanwege de taal, het verschil in akoestiek, de korte stukjes gesproken tekst en het verschil in praten (opgewonden of rustig). Daarop is het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) verzocht vergelijkend onderzoek te verrichten naar de stem die te horen is op de opname en de stem van de verdachte die te horen is op vijf door de politie opgenomen telefoongesprekken. Het NFI heeft ten aanzien van het onderzoeksmateriaal bevonden dat geluidskwaliteit van de opname, waarop de stem zes seconden te horen is, zeer laag is en dat de opname-omstandigheden sterk verschillen waardoor een vergelijkingsbasis ontbreekt. Het NFI heeft geconcludeerd dat vanwege de beperkte duur en kwaliteit van de opname en het verschil in opname-omstandigheden vergelijkend spraakonderzoek niet mogelijk is.
Het enige bewijs waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de verdachte degene is die op de opname te horen is, vormen getuigenverklaringen. De getuigen [getuige 3] , [getuige 2] en [getuige 1] hebben allen verklaard dat zij de verdachte herkennen als de persoon die te horen is op de opname. De verklaring van [getuige 1] sluit de rechtbank echter uit van het bewijs, terwijl de verklaringen van [getuige 3] en [getuige 2] de rechtbank onvoldoende houvast geven om er de vaststelling aan te ontlenen dat de stem op de opname inderdaad die van de verdachte is, om de redenen die zij hiervoor bij de bespreking van feit 1 reeds uiteen heeft gezet.
De rechtbank zal de verdachte dan ook van feit 2 vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Kole, voorzitter,
mr. J. Snoeijer, rechter,
mr. B.W. Mulder, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Kok en mr. K. Muijsert, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2024.

Voetnoten

1.De ten laste gelegde deelname aan een terroristische organisatie kent vijf onderdelen (A-E). Ten aanzien van de onderdelen A-D is sprake van rechtsmacht op basis van artikel 6 Sr juncto artikel 2 eerste lid, onder 3 van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht. Ten aanzien van onderdeel E - dat in de Wet Wapens en Munitie als misdrijf wordt beschouwd – acht de rechtbank rechtsmacht aanwezig op grond van artikel 8c Sr, nu uitlevering naar Syrië niet mogelijk is wegens het ontbreken van een verdragsrelatie met dat land, en het in onderdeel E genoemde feit ook in Syrië strafbaar is (vgl. Gerechtshof Den Haag 26 januari 2021 (ECLI:NL:GHDHA:2021:103) en 6 december 2022 (ECLI:NL:GHDHA:2022:2421).
2.Deze getuige is een bedreigde getuige in de zin van artikel 226a, eerste lid, juncto artikel 344a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Onbekend is of de getuige man of vrouw is. Omwille van de leesbaarheid gebruikt de rechtbank steeds ‘hij’.