ECLI:NL:RBDHA:2024:5977
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Terecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting en kostenberekening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde I.N.D.J. Rissema, betwistte de naheffingsaanslag die was opgelegd op 16 oktober 2022, omdat hij van mening was dat de kosten van de naheffingsaanslag niet correct waren berekend. De naheffingsaanslag bedroeg € 70,50, waarvan € 4,00 aan parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten van de naheffing. Eiser stelde dat het bedrag voor de kosten van de naheffingsaanslag niet vóór 1 september 2021 bekend was gemaakt, wat volgens hem in strijd was met de geldende regelgeving.
De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. De rechtbank stelde vast dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het maximale bedrag voor de kosten van de naheffingsaanslag op 13 september 2021 in de Staatscourant had bekendgemaakt, wat niet vóór de vereiste datum was. De rechtbank concludeerde dat de Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Den Haag 2022 niet in strijd was met de regelgeving, omdat het kostenbedrag in overeenstemming was met het aangepaste maximumbedrag.
De rechtbank verwierp ook de argumenten van eiser met betrekking tot de kostenberekening van de naheffingsaanslag, aangezien deze in overeenstemming was met de regelgeving en eerdere uitspraken van het Gerechtshof Den Haag. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.