Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
einduitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
Stichting Zorginstellingen Pieter van Foreest, uit Delft
Rechtbank Den Haag
Op 26 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een einduitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. M. Çakar, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. T. Eversteijn. Deze uitspraak volgt op een tussenuitspraak van 10 maart 2023, waarin de rechtbank verweerder de gelegenheid gaf om gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft in reactie hierop een nadere motivering ingediend, waarop eiseres heeft gereageerd. De rechtbank heeft besloten dat een nadere zitting niet nodig was en het onderzoek is gesloten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de datum in geding 4 mei 2020 is, in plaats van de eerder genoemde datum van 20 november 2020. Dit is van belang voor de beoordeling van de WIA-uitkering van eiseres, die sinds 22 november 2018 geen uitkering meer ontving. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet voldoende rekening heeft gehouden met de klachten van de linkerpols van eiseres, zoals vastgesteld door de verzekeringsarts. De rechtbank komt tot de conclusie dat het bestreden besluit vernietigd moet worden, maar dat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand blijven, omdat verweerder alsnog een toereikende onderbouwing heeft gegeven.
De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 2.187,50, en heeft bepaald dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 49,- vergoed moet worden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.