ECLI:NL:RBDHA:2024:5911
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Terecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting en het onderscheid tussen aanmeldduur en parkeerduur
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiseres was opgelegd. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde A. Khadri, had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag die was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag. De naheffingsaanslag was het gevolg van het parkeren van de auto van eiseres op een locatie waar een maximale aanmeldduur van 60 minuten gold, maar waar eiseres langer had geparkeerd zonder parkeerbelasting te voldoen.
Tijdens de zitting op 8 februari 2024 werd vastgesteld dat eiseres op 25 juni 2022 om 00:13 uur haar auto had geparkeerd aan de [straatnaam] in [deelgemeente]. De rechtbank oordeelde dat de aanmeldduur van 60 minuten niet gelijkstaat aan de maximale parkeerduur. Eiseres had na het verstrijken van de aanmeldduur geen parkeerbelasting voldaan, wat volgens de rechtbank betekende dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding.
De uitspraak benadrukt het belang van het onderscheid tussen aanmeldduur en parkeerduur in de context van parkeerregulering en belastingheffing. De rechtbank verwijst naar de relevante wetgeving en de gemeentelijke verordening die de voorwaarden voor het parkeren op de betreffende locatie vaststelt. Eiseres had zich beroepen op een arrest van de Hoge Raad, maar de rechtbank oordeelde dat de situatie in dit geval anders was, waardoor de naheffingsaanslag gerechtvaardigd was.