ECLI:NL:RBDHA:2024:5779

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
C/09/660651 / JE RK 24-182
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een kind in een pleegzorgvoorziening

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 28 maart 2024, wordt de machtiging tot uithuisplaatsing van een kind verlengd. De zaak betreft de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, die de gecertificeerde instelling vertegenwoordigt. Het kind, geboren op een nog niet gespecificeerd moment in 2024, verblijft feitelijk in een pleeggezin. De kinderrechter heeft eerder op 14 februari 2024 een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van het kind, dat toen nog niet geboren was, en deze machtiging liep tot 3 april 2024. De gecertificeerde instelling heeft verzocht om de machtiging te verlengen tot 28 juli 2024, maar de kinderrechter oordeelt dat deze verlenging niet noodzakelijk is, aangezien de machtiging al tot 14 augustus 2024 kan lopen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 28 maart 2024, waarbij de moeder en haar advocaat aanwezig waren, werd vastgesteld dat de vader niet kon verschijnen vanwege zijn deelname aan een detoxprogramma. De kinderrechter heeft de moeder complimenten gegeven voor haar inzet in de behandeling en het volgen van hulpverlening. De kinderrechter benadrukt het belang van een stabiele basis voor het kind en de noodzaak voor de ouders om aan hun eigen problematiek te werken voordat het kind weer bij hen kan worden geplaatst. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 14 augustus 2024, zodat de gecertificeerde instelling kan handelen indien de situatie verandert. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/660651 / JE RK 24-182
Datum uitspraak: 28 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[kind], geboren op [geboortedag] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.J. Boekhout te Zeist,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 14 februari 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een machtiging verleend om [kind] , die toen nog niet geboren was, direct na de geboorte uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 14 februari 2024 tot 3 april 2024. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze mondelinge behandeling ter zitting.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de beschikking van 14 februari 2024;
  • de briefrapportage met bijlagen van de gecertificeerde instelling van
  • de aanvullende producties 8 en 9 van de advocaat van de moeder van
1.3.
Op 28 maart 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de advocaat van de moeder via een videoverbinding;
- [naam] namens de gecertificeerde instelling.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen. Ter zitting hebben de advocaat en de moeder naar voren gebracht dat de vader graag bij de zitting aanwezig had willen zijn, maar dat dit door het detoxprogramma dat hij momenteel volgt niet mogelijk is. Zij hebben de vader ervan overtuigd dat het voor hem en voor (de toekomst van) [kind] nu het beste is dat hij in de detoxkliniek blijft zodat hij zijn behandeling daar kan voortzetten.

2.De feiten

2.1.
Voor zover de kinderrechter dat uit de beschikbare stukken kan afleiden is de moeder belast met het ouderlijk gezag over [kind] .
2.2.
[kind] verblijft feitelijk in een pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 16 januari 2024 (de toen nog ongeboren) [kind] onder toezicht gesteld tot 16 januari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling heeft bij briefrapportage van 18 maart 2024 te kennen gegeven het aangehouden deel van het verzoek tot een machtiging tot uithuisplaatsing te handhaven. De gecertificeerde instelling verzoekt de termijn van de machtiging te verruimen tot 28 juli 2024. Ter zitting is echter vastgesteld dat de machtiging tot uithuisplaatsing, bij toewijzing van het aangehouden deel van het verzoek, loopt tot
14 augustus 2024. De machtiging is immers verzocht voor de duur van zes maanden en is gaan lopen op 14 februari 2024. De verzochte verruiming tot 28 juli 2024 is daarom niet noodzakelijk.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het handhaven van het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. [kind] is op [geboortedag] geboren. Vervolgens is met de ouders een aantal voorwaarden afgesproken waaraan moet worden voldaan om stapsgewijs toe te werken naar een gezinsopname bij [gezinskliniek] . Onder meer is afgesproken dat de ouders een detoxprogramma volgen en daarna direct doorstromen naar een klinische opname. Dit is een noodzakelijke tussenstap zodat de ouders in een open setting kunnen laten zien dat zij aan hun persoonlijke doelen kunnen werken en clean kunnen blijven van middelen. De moeder heeft al een detoxprogramma doorlopen in het [medisch centrum] en een aantal dagen na de geboorte van [kind] is de moeder opgenomen bij GGZ [plek] in een open setting. Ondertussen is haar individuele behandeling gestart. De moeder heeft begeleide omgang met [kind] en daarin wordt gezien dat het de moeder goed lukt om aan te sluiten bij de behoeften van [kind] . De vader is ten tijde van de zitting pas één week opgenomen in de detoxkliniek en is nog een stuk minder ver in zijn behandelingstraject dan de moeder. Vanaf februari heeft de gecertificeerde instelling vanuit hulpverleners zorgelijke signalen ontvangen over de vader. Tijdens de bezoekmomenten met [kind] heeft de vader ook wisselend gedrag laten zien; regelmatig maakte hij een onstabiele en onrustige indruk. Volgens de gecertificeerde instelling is het op dit moment nog te vroeg om op 3 april te starten met de gezinsopname. Momenteel vergt de individuele hulpverlening nog de volle aandacht van de ouders en zij zijn in deze fase nog onvoldoende beschikbaar voor [kind] . Gelet op de voorgeschiedenis van de ouders is het belangrijk dat er een stabiele basis wordt gelegd bij GGZ [plek] voordat met de gezinsopname wordt gestart. Voorkomen moet worden dat [kind] te vroeg thuisgeplaatst wordt en dat hij daardoor uiteindelijk opnieuw uithuisgeplaatst moet worden, zoals bij de andere kinderen het geval is geweest. Het is daarom belangrijk dat [kind] pas bij de ouders wordt geplaatst als zij een langere tijd hebben laten zien hun problematiek onder controle te hebben en aan hun persoonlijke doelen te blijven werken. Op 11 april is een voortgangsgesprek gepland met de moeder, de betrokken hulpverlening en [gezinskliniek] . Hier zal besproken worden waar de moeder in het traject staat en wat er nodig is om een gezinsopname mogelijk te maken. De gecertificeerde instelling handhaaft de termijn voor de machtiging, maar ter zitting heeft de gecertificeerde instelling benoemd dat dit niet betekent dat de machtiging ook voor de volledige periode ten uitvoer zal worden gelegd. Het starten van de gezinsopname is niet afhankelijk van de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing, maar is uitsluitend afhankelijk van het verloop van het traject van de moeder. Zodra de moeder klaar is voor de gezinsopname, zal deze starten. De gecertificeerde instelling verzoekt de kinderrechter de machtiging wel voor de volledige resterende duur van het verzoek toe te wijzen, omdat er nog veel onzeker is en de datum waarop de gezinsopname kan worden gestart ook afhankelijk is van de uitkomsten van het voortgangsgesprek op 11 april. Met deze machtiging heeft de gecertificeerde instelling de mogelijkheid direct te handelen als de situatie verandert en kan een nieuwe zitting op korte termijn voorkomen worden.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is ingestemd met het verzochte. De moeder is hard met zichzelf aan het werk met als doel om zo stabiel mogelijk te worden en zij pakt alle hulpverlening aan die haar wordt aangeboden. De individuele behandeling is inmiddels gestart en de moeder krijgt verschillende therapieën. Hoewel het voor de moeder lastig is om zich volledig op zichzelf te richten, ziet zij ook in dat dit het beste is. De moeder wil het liefst zo snel mogelijk met [kind] naar [gezinskliniek] . De moeder is blij met de toelichting van de gecertificeerde instelling ter zitting dat de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing geen invloed heeft op het moment waarop zij met [kind] bij [gezinskliniek] kan starten. Daarvoor is uitsluitend van belang hoe het behandelingstraject van de moeder zelf verloopt. Tegen die achtergrond heeft de moeder dan ook geen verweer gevoerd tegen de verzochte termijn. De moeder is ook blij dat [gezinskliniek] de mogelijkheid biedt om de gezinsopname met [kind] eerder te starten en dat de vader later aansluit.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Allereerst wil de kinderrechter de moeder complimenteren met de stappen die zij de afgelopen maanden heeft gezet. Het is goed om te horen dat de moeder alle hulpverlening aanpakt en zich volledig wil inzetten voor het plan en de afspraken die de gecertificeerde instelling heeft opgesteld om toe te werken naar de gezinsopname bij [gezinskliniek] . Gezien het belaste verleden van de ouders en het langdurige en hardnekkige patroon van verslaving, is het belangrijk dat de ouders ruimschoots tijd nemen om nu eerst grondig aan zichzelf te werken, zodat er ook een duurzame verandering plaatsvindt. Voorkomen moet immers worden dat - zoals door de gecertificeerde instelling geschetst - [kind] opnieuw uithuisgeplaatst moet worden. Het is daarom van groot belang dat de ouders de kansen die zij aangeboden krijgen blijven grijpen, hun individuele behandeling blijven volgen en alles op alles blijven zetten om te werken aan hun eigen problematiek, zodat zij uiteindelijk kunnen toewerken naar het creëren van een veilige en stabiele opvoedomgeving voor [kind] . Op dit moment kunnen de ouders dat nog niet bieden en de kinderechter is daarom van oordeel dat het noodzakelijk is dat de plek in het pleeggezin van [kind] gewaarborgd blijft totdat de gezinsopname kan starten. Ten aanzien van de duur van de machtiging overweegt de kinderrechter dat het in het belang van [kind] is dat de ouders alle tijd nemen die zij nodig hebben om aan hun eigen problematiek te werken. Het is belangrijk dat de ouders geen onnodige druk en belasting ervaren van een termijn en het daarbij behorende toetsingsmoment op een nieuwe zitting. De gecertificeerde instelling heeft ter zitting ook uitdrukkelijk te kennen gegeven dat het moment van plaatsing bij [gezinskliniek] niet afhankelijk is van de duur van de machtiging, maar van het verloop van het individuele traject van de moeder. De machtiging zal niet langer ten uitvoer gelegd worden zodra het voor de moeder en [kind] mogelijk is om te starten bij [gezinskliniek] . Gezien de patronen uit het verleden en de mogelijkheid dat een en ander toch anders loopt dan gehoopt, is het naar het oordeel van de kinderrechter echter wel van belang dat de gecertificeerde instelling direct kan handelen als dat nodig is, zonder dat er opnieuw op korte termijn een zitting nodig is. De kinderrechter zal daarom het verzoek, waartegen geen verweer is gevoerd, toewijzen voor de resterende duur, te weten tot 14 augustus 2024.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 14 augustus 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2024 door mr. E.E. Schotte, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.L.G. van Otterlo als griffier, en op schrift gesteld op 9 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.