Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Machtiging tot uithuisplaatsing
Afwijzing verzoek benoeming bijzondere curator ex artikel 1:250 BW
1.Het verloop van de procedure
- het verweerschrift van de advocaat van de moeder van 26 maart 2024;
- het e-mailbericht, met zelfstandig verzoek tot benoeming bijzondere curator, van de advocaat van de vader van 27 maart 2024.
2.De feiten
3.De verzoeken
Machtiging tot uithuisplaatsing
4.De standpunten
Namens de vader wordt verzocht een bijzondere curator te benoemen. Daarnaast verzoekt de vader primair het verzoek van de gecertificeerde instelling af te wijzen zodat [minderjarige] zo snel mogelijk, eventueel met passende hulp, terug kan naar de vader die voorheen immers goed genoeg voor hem zorgde. Subsidiair wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor kortere duur. In deze periode moet dan in kaart gebracht worden wat ervoor nodig is om de vader zelf weer de verzorging en opvoeding van [minderjarige] op zich te kunnen laten nemen. Het is daarbij voor de vader lastig dat hij niet op de hoogte wordt gesteld van bepaalde zaken en dit leidt ook tot irritatie. Zo was het bij de vader niet bekend dat de plaatsing in het gezinshuis een tijdelijke plaatsing was. De kinderrechter was hiervan ook niet op de hoogte bij de vorige zitting en dat is kwalijk.
5.De beoordeling
Machtiging tot uithuisplaatsing
Ondanks dat in de beschikking van 18 januari 2024 (r.o. 5.5.) expliciet is overwogen dat diagnostiek nodig is, zodat er meer duidelijkheid komt over de oorzaak van het gedrag van [minderjarige] en zodat de bevindingen van dit onderzoek kunnen worden meegenomen bij het besluit over zijn perspectief, is ter zitting duidelijk geworden dat hierin nog geen concrete stappen zijn gezet. De kinderrechter vindt dit zeer zorgelijk: kostbare maanden zijn verstreken zonder dat er vorderingen zijn gemaakt. Naast het feit dat de uitkomst van het diagnostiektraject belangrijk is voor het bepalen van het perspectief van [minderjarige] , is het voor zijn ontwikkeling van groot belang dat hij zo snel mogelijk de hulp krijgt die hij nodig heeft. Pas als de uitkomsten van het diagnostisch onderzoek bekend zijn, kan hem deze passende behandeling worden geboden. Dit diagnostiektraject dient nu dan ook met spoed te worden opgestart. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing verlenen voor de duur van drie maanden en het verzoek voor het overige aanhouden, zodat zij kan monitoren dat er nu echt stappen worden gezet waar het gaat om de diagnostiek en het contactherstel tussen [minderjarige] en de vader. Vervolgens kan dan opnieuw getoetst worden wat het meest in het belang van [minderjarige] is. De kinderrechter verwacht dat de gecertificeerde instelling tegen die tijd ook meer zicht heeft op de richting waarin het perspectief zich ontwikkelt en concreet kan onderbouwen welke stappen zij daarvoor de afgelopen maanden heeft gezet. De kinderrechter sluit hiermee ook aan bij de termijn van zes maanden die daarvoor reeds is genoemd in de beschikking van 18 januari 2024.
De beslissing
gelegen vóór 28 juni 2024 bij mr. E.E. Schotte, tegen welke zitting de gecertificeerde instelling, de vader en zijn advocaat en de moeder en haar advocaat dienen te worden opgeroepen;