ECLI:NL:RBDHA:2024:5761

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
NL24.2573
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 22 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Dit oordeel is gebaseerd op de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland verzoeken om terugname aan Frankrijk gedaan, die op 6 december 2023 zijn aanvaard. De rechtbank heeft ambtshalve de vraag gesteld of eisers procesbelang hebben, vooral gezien de brief van de staatssecretaris van 14 maart 2024, waarin wordt vermeld dat eiseres op 5 maart 2024 met onbekende bestemming is vertrokken.

De rechtbank heeft de staatssecretaris gevraagd naar de verblijfplaats van eisers, maar deze heeft aangegeven niet op de hoogte te zijn van hun verblijfplaats. Ook de gemachtigde van eisers heeft geen contact meer met hen en weet niet waar zij zich bevinden. Gezien deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat eisers kennelijk geen prijs meer stellen op de door hen gezochte bescherming en dus geen rechtens te beschermen belang meer hebben bij de beoordeling van hun beroep. De rechtbank beslist dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.2573

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
V-nummer: [v-nummer],
en

[naam], eiseres,

geboren op [geboortedatum],
V-nummer: [v-nummer],
mede namens hun minderjarige kinderen,

[naam],

geboren op [geboortedatum],
V-nummer: [v-nummer],

[naam],

geboren op [geboortedatum],
V-nummer: [v-nummer],

[naam],

geboren op [geboortedatum],
V-nummer: [v-nummer],

[naam],

geboren op [geboortedatum],
V-nummer: [v-nummer],
allen van Syrische nationaliteit en hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. M.S. Dunant Maurits),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. D.L. Boer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 22 januari 2024 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris.
1.2.
Het verzoek van eiser een voorlopige voorziening te treffen staat geregistreerd onder het zaaknummer NL24.2574. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Dit staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk verzoeken om terugname gedaan. Frankrijk heeft deze verzoeken op 6 december 2023 aanvaard.
4. De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eisers procesbelang hebben bij het beroep. Dit is ingegeven door de aan de rechtbank gestuurde brief van de staatssecretaris 14 maart 2024, waarin verwezen wordt naar een als bijlage gevoegd document met meldingen van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers. Uit dit document blijkt dat eiseres op 5 maart 2024 met onbekende bestemming is vertrokken.
5. De rechtbank heeft de staatssecretaris bij bericht van 19 maart 2024 verzocht om aan te geven of hij wel bekend is met de verblijfplaats van eiser en de kinderen van eisers. Bij bericht van 22 maart 2024 heeft de staatssecretaris laten weten niet bekend te zijn met de verblijfplaats van eisers en hun minderjarige kinderen. Ook is de staatssecretaris niet gebleken dat zij zich inmiddels weer hebben gemeld bij de IND, COA, AVIM of DT&V.
6. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser bij bericht van 19 maart 2024 verzocht om aan te geven of hij nog contact onderhoudt met eisers. De gemachtigde van eisers heeft de rechtbank op 20 maart 2024 via een bericht in het digitale dossier laten weten geen contact te onderhouden met eisers en niet te weten waar zij zich bevinden.
7. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat - indien de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde waaruit blijkt dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar de vreemdeling verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt - er in beginsel vanuit gegaan moet worden dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. [2] Door de gemachtigde van eiser zijn geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan in het geval van eisers van dit uitgangspunt zou dienen te worden afgeweken.
8. Nu de gemachtigde geen contact meer onderhoudt met eisers is de rechtbank van oordeel dat eisers kennelijk geen prijs meer stellen op de door hen gezochte bescherming en dus geen rechtens te beschermen belang meer hebben bij de beoordeling van hun beroep.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.