ECLI:NL:RBDHA:2024:5761
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 22 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Dit oordeel is gebaseerd op de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland verzoeken om terugname aan Frankrijk gedaan, die op 6 december 2023 zijn aanvaard. De rechtbank heeft ambtshalve de vraag gesteld of eisers procesbelang hebben, vooral gezien de brief van de staatssecretaris van 14 maart 2024, waarin wordt vermeld dat eiseres op 5 maart 2024 met onbekende bestemming is vertrokken.
De rechtbank heeft de staatssecretaris gevraagd naar de verblijfplaats van eisers, maar deze heeft aangegeven niet op de hoogte te zijn van hun verblijfplaats. Ook de gemachtigde van eisers heeft geen contact meer met hen en weet niet waar zij zich bevinden. Gezien deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat eisers kennelijk geen prijs meer stellen op de door hen gezochte bescherming en dus geen rechtens te beschermen belang meer hebben bij de beoordeling van hun beroep. De rechtbank beslist dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.