ECLI:NL:RBDHA:2024:5752
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 april 2024, wordt het beroep van eiser, een Nigeriaanse asielzoeker, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 16 januari 2024 afgewezen, met het argument dat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser betwistte deze beslissing en voerde aan dat de staatssecretaris onvoldoende rekening had gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en de onbetrouwbaarheid van de Kroatische autoriteiten.
De rechtbank behandelt de argumenten van eiser en concludeert dat de staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom de aanvraag niet in behandeling is genomen en dat de procedure zorgvuldig is verlopen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.