ECLI:NL:RBDHA:2024:5738

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
C/09/661702 / KG ZA 24/134
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot gebod intrekking beroep bestuursrechter en misbruik van procesrecht in kort geding

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert Sedos c.s. van [gedaagde] dat zij haar beroep bij de bestuursrechter intrekt tegen de beslissing op bezwaar van de gemeente. Sedos c.s. stelt dat [gedaagde] misbruik maakt van procesrecht door dit beroep in te stellen, wat volgens hen evident ongegrond is. De voorzieningenrechter heeft op 4 april 2024 uitspraak gedaan. De procedure begon met een dagvaarding op 26 februari 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 14 maart 2024. Tijdens deze behandeling heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat [gedaagde] niet misbruik maakt van haar bevoegdheid door beroep in te stellen. De voorzieningenrechter benadrukt dat toegang tot de rechter een grondbeginsel van de rechtsstaat is en dat een procedeerverbod alleen onder uitzonderlijke omstandigheden kan worden opgelegd. De voorzieningenrechter oordeelt dat [gedaagde] voldoende redenen heeft om haar beroep in te stellen, en dat de vorderingen van Sedos c.s. om een procedeerverbod op te leggen, niet gerechtvaardigd zijn. De vorderingen van Sedos c.s. worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/661702 / KG ZA 24/134
Vonnis in kort geding van 4 april 2024
in de zaak van

1.Sedos Vastgoed B.V. te Noordwijk,

2.
Sedos Riche B.V.te Noordwijk,
3.
[eiser 3]te [woonplaats 1] ,
4.
[eiser 4] Beheer B.V.te [vestigingsplaats] ,
5.
[eiser 5]te [woonplaats 2] ,
6.
[eiser 6a]en
[eiseres 6b], beiden te [woonplaats 2] ,
7.
[eiser 7]te [woonplaats 2] ,
eisers,
advocaat mr. D.G. Lasschuit te Leiden,
tegen:
[gedaagde]te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.P. Koburg te Amsterdam.
De in de dagvaarding genoemde eisers sub 3 ( [naam 1] en [naam 2] ) hebben hun vorderingen ingetrokken en zij nemen daarom geen deel meer aan deze procedure.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Sedos c.s.’ (eisers gezamenlijk, vrouwelijk enkelvoud) en ‘ [gedaagde] ’. Eisers worden afzonderlijk aangeduid als respectievelijk ‘Sedos Vastgoed’ (eiseres sub 1), ‘ Sedos Riche ’ (eiseres sub 2) en ‘de kopers’ (eisers sub 3 tot en met 7).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 februari 2023, met producties 1 tot en met 50;
- de door de advocaat van Sedos c.s. ingediende producties 51 tot en met 55;
- de door de advocaat van [gedaagde] overgelegde conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 4.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 14 maart 2024, waarbij door de advocaat van Sedos c.s. pleitnotities zijn overgelegd.
1.3.
De advocaat van [gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen de door de advocaat van Sedos c.s. ingediende producties 56 tot en met 61, omdat deze minder dan 48 uur voor de zitting zijn ingediend en zij onvoldoende gelegenheid heeft gehad om de producties met haar cliënte te bespreken. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat deze stukken op 13 maart 2024 per post zijn binnengekomen. Hoewel de advocaat van Sedos c.s. heeft toegelicht dat de stukken op 12 maart 2024 al per e-mail zijn toegestuurd, is de voorzieningenrechter, mede gelet op de omvang van de stukken, van oordeel dat de indiening ervan in strijd met de goede procesorde is. Daarom worden de producties 56 tot en met 61 van de zijde van Sedos c.s. buiten beschouwing gelaten. Sedos c.s. is wel in de gelegenheid gesteld om de essentie van die stukken ter zitting te bespreken.
1.4.
Tijdens een schorsing van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter telefonisch contact opgenomen met [gedaagde] , die niet ter zitting aanwezig was en die daar werd vertegenwoordigd door haar advocaat en door haar dochter [naam 3] (hierna ‘ [naam 3] ’). Na voortzetting van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter aan de in de zittingszaal aanwezige personen een korte samenvatting gegeven van hetgeen [gedaagde] heeft verklaard.
1.5.
De datum voor het wijzen van vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
De gemeente [gemeente] (‘de gemeente’) is eigenaar van een perceel aan de [adres 1] te [plaats] , hierna ‘de locatie’, waar voorheen hotel [hotelnaam] heeft gestaan. [gedaagde] is eigenaar van het appartement (penthouse) aan het [adres 2] te [plaats] . Dit appartement is gelegen op een afstand van hemelsbreed ongeveer tachtig meter tot de locatie en tussen het appartement en de locatie bevindt zich andere bebouwing, waaronder ‘Hotel Noordzee’.
2.2.
Volgens het bestemmingsplan ‘ [het bestemmingsplan] ’ (‘het bestemmingsplan’) heeft de locatie de bestemming ‘Centrum-1’, wat betekent dat de gronden bestemd zijn voor horeca op de begane grond en wonen op de verdiepingen.
De gemeente heeft in 2021 een niet openbare Europese aanbesteding uitgeschreven voor de verkoop van de locatie. Daarbij is aan diverse marktpartijen gevraagd om een plan in te dienen voor de herontwikkeling van de locatie. In de opdrachtbeschrijving is voor zover hier van belang vermeld:
[Afbeelding is verwijderd in verband met gevoelige informatie]
2.4.
[bedrijfsnaam] heeft een inschrijving ingediend voor de opdracht. Haar bouwplan heeft voor zover hier van belang op het hoogste punt een hoogte van ongeveer twintig meter.
2.5.
Op 14 december 2021 heeft de gemeente schriftelijk aan Sedos Riche meegedeeld voornemens te zijn de opdracht aan haar te gunnen. Vervolgens is tussen Sedos Vastgoed en de gemeente een koopovereenkomst met betrekking tot de locatie gesloten.
2.6.
Op 16 december 2022 heeft Sedos Riche een omgevingsvergunning aangevraagd bij de gemeente om haar bouwplan op de locatie te kunnen realiseren.
2.7.
Sedos Riche heeft met betrekking tot zes van de zeven appartementen die zij op de locatie gaat ontwikkelen een koopovereenkomst gesloten met de kopers en de kopers hebben een aannemingsovereenkomst gesloten met de aannemer, H&B Bouw. De ‘grondquote’ zal aan de kopers worden geleverd door Sedos Vastgoed.
2.8.
Op 2 augustus 2023 heeft de gemeente een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een appartementengebouw met zeven appartementen, met een horecafunctie op de begane grond en een volledige onderkeldering op de locatie ( [naam 3] van de Boulevard en de Voorstraat in Katwijk).
2.9.
Mr. M.L. Santokhi, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand (hierna ‘mr. Santokhi’), heeft namens [gedaagde] bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning, samengevat, omdat [gedaagde] van mening is dat de gemeente ten onrechte via de kruimellijst afwijkt van het bestemmingsplan, dat het bouwplan zorgt voor een onevenredige aantasting van haar woongenot en dat gevreesd moet worden voor geluidsoverlast van de terrassen van de horeca die deel uitmaakt van het bouwplan. Naar aanleiding van het bezwaar heeft op 19 oktober 2023 een hoorzitting plaatsgevonden, waarbij onder anderen mr. Santokhi, [gedaagde] en [naam 3] aanwezig waren.
2.10.
Op 13 november 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Wigmore (als vertegenwoordiger van [bedrijfsnaam] ) en [naam 3] in één van de aan [gedaagde] toebehorende onroerende zaken in Katwijk.
2.11.
In een besluit op bezwaar van 27 november 2023 heeft de gemeente het bezwaar van [gedaagde] ongegrond verklaard. In het besluit is (samengevat) gemotiveerd waarom de omgevingsvergunning kon worden verleend en waarom daarbij kon worden afgeweken van de in het bestemmingsplan vermelde maximale bouwhoogte van 11 meter. Verder is geoordeeld dat het verlies aan uitzicht voor [gedaagde] niet onevenredig is en dat voor zover [gedaagde] vreest voor geluidsoverlast, de locatie in het vigerende bestemmingsplan al een horecabestemming heeft, zodat de exploitatie van een terras binnen die bestemming al mogelijk was.
2.12.
In opdracht van [bedrijfsnaam] is een bezonningsstudie gemaakt en is een risicoanalyse van eventuele planschade voor [gedaagde] opgesteld. Uit de bezonningsstudie is naar voren gekomen dat van verminderde bezonning/lichtinval als gevolg van de bouwplannen op de locatie voor [gedaagde] geen sprake is. De uitgevoerde planschade-analyse heeft tot de conclusie geleid dat voor [gedaagde] geen voor vergoeding in aanmerking komende planschade zal optreden door de planologische wijziging op de locatie.
2.13.
De advocaat van Sedos c.s. en mr. Santokhi hebben met elkaar gecorrespondeerd over de mogelijkheden van (informeel overleg over) een minnelijke regeling tussen partijen. Voor zover hier van belang heeft de advocaat van Sedos Riche in een e-mailbericht van 19 december 2023 aan mr. Santokhi een voorstel gedaan, inhoudende een door Sedos Riche aan [gedaagde] te betalen financiële vergoeding van € 20.000,--, onder de verplichting van [gedaagde] om geen beroep in te stellen tegen de beslissing op bezwaar van de gemeente en om de bouwplannen evenmin op een andere manier te vertragen. [gedaagde] heeft dit voorstel niet geaccepteerd.
2.14.
Op 8 januari 2024 heeft [gedaagde] bij Team Bestuursrecht van de rechtbank Den Haag (pro forma) beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de gemeente.

3.Het geschil

3.1.
Sedos c.s. vordert – zakelijk weergegeven – [gedaagde] te gebieden om het door haar bij de sector Bestuursrecht van de rechtbank ingediende beroep in te trekken en te bepalen dat als zij dit niet tijdig doet, dit vonnis op de voet van artikel 3:300 lid 1 van het Burgerlijke Wetboek (BW) dezelfde kracht heeft als die intrekking, althans te bepalen dat [gedaagde] in dat geval een dwangsom verschuldigd is, een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Daartoe stelt Sedos c.s. – samengevat – het volgende. [gedaagde] maakt, in aanmerking genomen het zwaarwegende en spoedeisende belang van Sedos c.s. bij de bouwontwikkeling op de locatie, misbruik van procesrecht door beroep in te stellen tegen de beslissing op bezwaar van de gemeente. Zij is er alleen op uit om [bedrijfsnaam] ertoe te dwingen om haar een forse financiële vergoeding te betalen in ruil voor het intrekken van het ingestelde beroep. Dit beroep is bovendien evident ongegrond, zodat [gedaagde] zich daar ook om die reden van had moeten onthouden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
In dit kort geding gaat het kort gezegd om de vraag of aan [gedaagde] wegens misbruik van recht een gebod moet worden opgelegd tot intrekking van het bij de bestuursrechter ingestelde beroep tegen de beslissing op bezwaar van de gemeente. De vordering van Sedos c.s. strekt er daarmee toe dat aan [gedaagde] een procedeerverbod wegens misbruik van procesrecht wordt opgelegd.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt bij de beoordeling van de gevraagde voorziening voorop dat een onbelemmerde toegang tot de rechter tot de grondbeginselen van de rechtstaat behoort en dat deze is vastgelegd in artikel 17 van de Grondwet en in artikel 6 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Dit betekent dat een procedeerverbod zoals Sedos c.s. heeft gevorderd slechts kan worden toegewezen onder uitzonderlijke omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer evident sprake is van misbruik van bevoegdheid of van het systematisch onrechtmatig instellen van vorderingen, dat gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven (vgl. HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828). Dit kan het geval zijn als vorderingen worden ingesteld op basis van feiten en omstandigheden waarvan degene die die vorderingen heeft ingesteld de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op basis van stellingen waarvan diegene op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hebben (HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3516). Daarbij geldt dat als rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waarvoor zij gegeven zijn, het aanwenden daarvan blijkt geeft van kwade trouw (vgl. ABRvS 19 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4129).
4.3.
De voorzieningenrechter is, anders dan Sedos c.s., van oordeel dat [gedaagde] met het door haar ingestelde beroep tegen de beslissing op bezwaar van de gemeente geen misbruik van haar bevoegdheid maakt en dat het door Sedos c.s. gevorderde procedeerverbod daarom in de gegeven omstandigheden niet gerechtvaardigd is. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.4.
Van het systematisch onrechtmatig instellen van vorderingen is geen sprake. [gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen de door de gemeente verleende omgevingsvergunning en zij heeft vervolgens, omdat zij zich niet kan vinden in de door de gemeente genomen beslissing op dat bezwaar, beroep ingesteld bij de bestuursrechter. Niet valt in te zien waarom [gedaagde] hiermee misbruik van bevoegdheid zou maken. Het staat haar immers vrij om het niet eens te zijn met gemeentelijke besluitvorming en om daartegen rechtsmiddelen aan te wenden. Daarbij is evenmin aannemelijk geworden dat het door [gedaagde] ingestelde beroep is gebaseerd op feiten of stellingen waarvan zij op voorhand moet begrijpen dat deze geen kans van slagen hebben. [gedaagde] heeft immers voldoende toegelicht dat zij aan haar beroep onder meer ten grondslag heeft gelegd dat de gemeente de aanvraag van de omgevingsvergunning aan de hand van onjuiste criteria heeft getoetst door ten onrechte via de kruimellijst een afwijking van het bestemmingsplan te rechtvaardigen, terwijl het gaat om minimaal 9 meter extra hoogte ten opzichte van hetgeen in het bestemmingsplan is toegestaan. Daarnaast heeft de gemeente de genomen beslissing volgens haar onvoldoende heeft gemotiveerd. Deze standpunten zijn nog niet eerder door de rechter getoetst. De resultaten van de in opdracht van Sedos Riche uitgevoerde bezonningsstudie en risicoanalyse van eventuele planschade, waaruit zou volgen – zo begrijpt de voorzieningenrechter het standpunt van Sedos c.s. – dat het door [gedaagde] ingestelde beroep bij voorbaat kansloos is, laten onverlet dat [gedaagde] er belang bij heeft om haar betoog aan de bestuursrechter ter beoordeling voor te leggen. Daargelaten dat het een partijrapportage betreft, geeft die rapportage immers geen antwoord op de juridische vraag of de gemeente in dit geval de kruimellijst mocht gebruiken.
4.5.
Dat [gedaagde] met het ingestelde beroep iets anders beoogt dan het verkrijgen van een (nader) oordeel over de rechtmatigheid van de bouwplannen op de locatie is onvoldoende gebleken. Tegenover het (telefonisch nogmaals met stelligheid door haar zelf herhaalde) standpunt van [gedaagde] dat het haar ‘niet om het geld te doen is’ maar dat zij het bouwplan op de boulevard niet passend en veel te hoog vindt, heeft Sedos c.s. onvoldoende concreet gemaakt dat [gedaagde] uitsluitend andere drijfveren heeft. Het enkele feit dat in de gesprekken tussen partijen in het kader van een eventuele minnelijke regeling aan de orde is geweest dat Sedos Riche een financiële vergoeding aan [gedaagde] zou kunnen betalen is daarvoor niet genoeg. Duidelijk is immers dat partijen in het overleg niet tot overeenstemming zijn gekomen en dat [gedaagde] heeft besloten haar zaak bij de bestuursrechter door te zetten. Tegen deze achtergrond is onvoldoende gebleken dat het ingestelde beroep in dit geval
evidenteen ander doelt dient dan waarvoor het is gegeven.
4.6.
Het voorgaande betekent dat de toewijzing van het procedeerverbod, waarbij [gedaagde] de mogelijkheid wordt ontnomen om de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning door de bestuursrechter te laten toetsen, in de gegeven omstandigheden een te ver strekkende maatregel is. Dat Sedos c.s. een groot belang heeft bij het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning maakt dit niet anders. Hoewel aan Sedos c.s. moet worden toegegeven dat de beroepsprocedure er mogelijk toe leidt dat de omgevingsvergunning niet binnen de daarvoor overeengekomen termijn (binnen negen maanden na de totstandkoming van de aannemingsovereenkomsten) onherroepelijk kan worden en dat de gesloten koop- en aanneemovereenkomsten enerzijds en de hypotheekoffertes van de kopers anderzijds als gevolg daarvan hun geldigheid zullen verliezen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze omstandigheden voor rekening en risico dienen te blijven van Sedos c.s.. Sedos Riche heeft er immers zelf voor gekozen te verkopen voordat een onherroepelijke omgevingsvergunning voorhanden was en ook de belangen van de kopers zijn onvoldoende zijn om te rechtvaardigen dat het [gedaagde] onmogelijk wordt gemaakt om de beslissing op bezwaar door de bestuursrechter te laten toetsen.
4.7.
Onder de geven omstandigheden worden de vorderingen van Sedos c.s. afgewezen.
4.8.
Sedos c.s. is in het ongelijk gesteld en zij moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
320,--
- salaris advocaat
1.107,--
- nakosten
€ 178,--
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.605,--

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt Sedos c.s. in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] zijn begroot op € 1.605,--, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Sedos c.s. niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Sedos c.s. € 92,-- extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2024.
mvt