In deze zaak heeft eiser op 31 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als familie- of gezinslid bij referent [naam 2] te verblijven. Eiser heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag, en heeft op 19 december 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, omdat dit op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet vereist was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen na ontvangst van de aanvraag heeft beslist, en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond.
De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Gezien de grote achterstanden bij de staatssecretaris, heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit moet bekendmaken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De staatssecretaris is ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 437,50.