ECLI:NL:RBDHA:2024:5666
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke voorlopige voorziening
Op 18 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer AWB 22/6870. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. P.L.M. Stieger, had een verzoek ingediend om de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen tot betaling van proceskosten. Dit verzoek volgde op een eerdere afwijzing van haar aanvraag op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, waartegen zij bezwaar had gemaakt. De staatssecretaris had op 1 februari 2023 het bezwaar gegrond verklaard, maar verzoekster trok haar verzoek om voorlopige voorziening in, met het verzoek om proceskostenvergoeding.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen. Hij oordeelde dat de staatssecretaris, door het bezwaar gegrond te verklaren en verzoekster uitstel van vertrek te verlenen, tegemoet was gekomen aan de verzoekster. Dit was voldoende aanleiding om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de proceskostenvergoeding, berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, in totaal € 875,- bedraagt. De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster.
De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.