ECLI:NL:RBDHA:2024:56

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
SGR 23/2437
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning WGA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid na zwangerschapsgerelateerde klachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Berkel, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. D. Spiering-Kalay. Eiseres had een WGA-uitkering aangevraagd op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), die door het Uwv was toegekend met ingang van 7 juli 2022, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 54,89%. Eiseres was van mening dat de ingangsdatum van de uitkering eerder had moeten zijn, namelijk per 29 augustus 2022, en dat haar medische situatie onvoldoende was erkend door het Uwv.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 1 januari 2013 werkzaam was als medewerker schoonmaakonderhoud en zich op 19 maart 2020 arbeidsongeschikt had gemeld. Na een aantal uitkeringen op basis van de Ziektewet en de Wet arbeid en zorg, heeft het Uwv op 27 juni 2022 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanleiding was om de bevindingen van het Uwv te betwisten.

De rechtbank oordeelde dat de medische bevindingen en conclusies van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren en dat er geen nieuwe medische feiten waren die de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid zouden kunnen veranderen. Eiseres had geen aanvullende medische informatie overgelegd die haar stelling onderbouwde dat haar klachten niet correct waren beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat het Uwv de WGA-uitkering terecht met ingang van 7 juli 2022 had toegekend en dat het beroep van eiseres ongegrond was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2437

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Berkel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. D. Spiering-Kalay).

Procesverloop

Bij besluit van 27 juni 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres een loongerelateerde WGA [1] -uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend vanaf 7 juli 2022 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 54,89%.
Bij besluit van 27 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en dat besluit gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 november 2023. Eiseres is verschenen in aanwezigheid van haar moeder en bijgestaan haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres was sinds 1 januari 2013 voor gemiddeld 38,91 uur per week werkzaam als medewerker schoonmaakonderhoud bij [bedrijfsnaam] B.V. Op 19 maart 2020 heeft zij zich arbeidsongeschikt gemeld voor dit werk wegens belemmerende gezondheidsklachten.
1.1.
Bij besluit van 27 maart 2020 is eiseres met ingang van 19 maart 2020 (eerste ziektedag) een uitkering toegekend op grond van de Ziektewet (ZW).
1.2.
Bij besluit van 21 mei 2020 is eiseres een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO) toegekend met ingang van 20 mei 2020 – bij besluit van 10 september 2020 gewijzigd in 10 mei 2020 – voor de duur van zestien weken. Bij besluit van 10 september 2020 is de ZW-uitkering van eiseres met ingang van 10 mei 2020 beëindigd, omdat haar met ingang van die datum een WAZO-uitkering is toegekend.
1.3.
Op 23 september 2020 heeft eiseres zich ziekgemeld met ingang van 31 augustus 2020. Bij besluit van 30 september 2020 is eiseres met ingang van 31 augustus 2020 opnieuw een ZW-uitkering toegekend. Bij besluit van 4 augustus 2022 is eiseres is meegedeeld dat de ZW-uitkering tot en met 28 augustus 2022 wordt betaald.
1.4.
Bij het primaire besluit is eiseres met ingang van 7 juli 2022 een WGA-uitkering toegekend.
2.1.
Primaire fase
Ter beoordeling van de eventuele aanspraak op een WIA-uitkering heeft een medisch en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. De bevindingen daarvan zijn neergelegd in een medisch onderzoeksverslag van de primaire verzekeringsarts van 11 mei 2022, een aanvullend medisch onderzoeksverslag van de primaire verzekeringsarts van 14 juni 2022 en het rapport van de arbeidsdeskundige van 27 juni 2022.
De primaire verzekeringsarts heeft vastgesteld dat eiseres verminderde functionele mogelijkheden heeft als gevolg van ziekte of gebrek, neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 11 mei 2022. De primaire verzekeringsarts heeft vastgesteld dat zich bij eiseres een depressie en een posttraumatische stressstoornis hebben ontwikkeld en dat bij haar een hartritmestoornis is vastgesteld, waarvoor zij geen medicatie krijgt, en dat zij hoge bloeddruk heeft. Eiseres voldoet volgens de primaire verzekeringsarts niet aan de criteria voor geen duurzaam benutbare mogelijkheden (GDBM). De uitval op 31 augustus 2020 heeft dezelfde ziekteoorzaak. In het aanvullend medisch onderzoeksverslag van 14 juni 2022 heeft de primaire verzekeringsarts de verklaring betrokken van de psychiater van eiseres, bij wie eiseres sinds 20 mei 2020 onder behandeling is.
De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor de maatgevende arbeid. Vervolgens heeft hij functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op 54,89%.
2.2.
Bezwaarfase
Bij het bestreden besluit heeft het Uwv het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard onder verwijzing naar de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) en de arbeidsdeskundige b&b.
De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapport van 24 januari 2023 geen aanleiding gezien om af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts en handhaaft de beperkingen zoals ze zijn opgenomen in de FML van 11 mei 2022. Daarbij is ingegaan op wat eiseres in bezwaar heeft aangevoerd en samengevat het volgende overwogen:
“De verkregen toelichting tijdens de hoorzitting levert geen nieuwe medische feiten op met betrekking tot de psychische problematiek. (…) Met betrekking tot deze klachten zijn in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren uitgebreide beperkingen aangenomen. (…) Met betrekking tot de fysieke beperkingen zijn forse beperkingen aangenomen in de rubriek dynamische handelingen. (…) Daarnaast is vanwege de geclaimde vermoeidheid een urenbeperking aangenomen. De informatie van de cardioloog geen medische reden om nadere beperkingen aan te nemen. (…) Er is per datum in geding geen sprake van een aandoening die direct aanleiding geeft tot een matige conditie. De vermoeidheid, als gevolg van een mogelijke OSAS, (slaapapnoe) wordt reeds ondervangen door de reeds aangenomen urenbeperking en beperkingen in de rubriek dynamische handelingen. (…) Gelet op het voorgaande zijn er per datum in geding geen medisch objectiveerbare feiten die aanleiding geven de belastbaarheid voor arbeid te herzien.(…) Er wordt gesteld dat er per 30-8-2020 is sprake van een andere ziekteoorzaak. Uit het dossier blijkt dat voor de bevalling was er sprake van een opname in het ziekenhuis vanwege zwangerschapsdiabetes en hoge bloeddruk bij een zwangerschap van 6 maanden. Er was sprake van een zwangerschapstoxicose. Uit de ziekmelding in het kader van arbeidsongeschiktheid per einde WAZO, d.d. 31-8-2020 eerste ziektedag, was er naast de psychische problematiek als gevolg van de traumatisch verlopende zwangerschap sprake van een wisselende bloeddruk. De wisselende bloeddruk na de bevalling is een bekend gegeven na het doormaken van een zwangerschapstoxicose. Er is derhalve voor en na de zwangerschap sprake van klachten als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak.”De verzekeringsarts b&b ziet per datum in geding dan ook geen aanleiding om de FML te herzien.
De arbeidsdeskundige b&b is in het arbeidsdeskundig rapport van 21 februari 2023 gemotiveerd ingegaan op de bezwaren die eiseres had aangevoerd tegen de door de primaire arbeidsdeskundige geduide functies door bij elk van deze functies uiteen te zetten waarom de daartegen ingebrachte bezwaren niet worden gevolgd. De arbeidsdeskundige b&b concludeert dat eiseres alle geduide functies kan uitvoeren en dat het percentage van arbeidsongeschiktheid ongewijzigd blijft.
Standpunten
3. Eiseres voert samengevat het volgende aan. Zij stelt dat het bestreden besluit ontoereikend is gemotiveerd omdat daarin niet is ingegaan op de bezwaargrond dat de WGA-uitkering per 29 augustus 2022 en niet per 7 juli 2022 had moeten geschieden. Verder stelt zij dat haar medische situatie is onderschat. Zij verwijst onder meer naar de informatie van haar psychiater van 13 juni 2022 die haar als ziek en geïnvalideerd beschouwt. Naast psychische klachten is er sprake van fysieke klachten. De problematiek is fors. Zij vindt daarom dat zij niet belastbaar is. De klachten zijn bovendien toegenomen en de medicatie is verhoogd. Dat sprake is van uitval wegens dezelfde ziekteoorzaak omdat louter sprake is van toename van de klachten na de bevalling, kan volgens eiseres niet worden gevolgd. Zij voert aan dat in het dossier wordt opgemerkt dat sprake is van nieuwe klachtenbeelden (hartproblemen). Het Uwv heeft ten onrechte niet in kaart gebracht per wanneer de hartproblemen zijn opgetreden. Eiseres betwist de juistheid van de FML en de geschiktheid van elk van de geduide functies. Onder het kopje ‘medische gronden tegen de beslissing op bezwaar’ heeft eiseres aangevoerd dat de verzekeringsarts b&b uit de informatie van de psychiater de conclusie had moeten trekken dat zij als niet belastbaar beschouwd moet worden. De hartritmestoornissen zijn niet onder controle en er is sprake van klachten welke de hartritmestoornissen raken. De complexiteit en samenhang tussen de klachten wordt door verweerder miskend. Deze klachten kunnen niet met medicatie of een urenbeperking worden opgevangen. Tot slot heeft verweerder niet gekeken naar andere factoren die relevant zijn voor de vraag of bijvoorbeeld angstklachten ontstaan. Ter zitting heeft eiseres medegedeeld dat de behandeling inmiddels gestaakt is, omdat die te zwaar bleek voor haar. Als eiseres moet gaan werken zal dit ten kosten gaan van haar gezondheid. Verder stelt eiseres dat de omstandigheid dat het Uwv bij besluit van 4 augustus 2022 heeft meegedeeld dat de ZW-uitkering tot en met 28 augustus 2022 wordt betaald, op gespannen voet staat met het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel doordat de WGA-uitkering niet vanaf die datum is toegekend. Tot slot is volgens haar sprake van strijd met het beginsel van fair play.
4. Het Uwv handhaaft in beroep zijn eerder ingenomen standpunten. Het Uwv stelt dat wel degelijk is ingegaan op wat eiseres in bezwaar heeft aangevoerd over de datum met ingang waarvan de uitkering op grond van de Wet WIA is toegekend. Daartoe verwijst hij naar de conclusie van de verzekeringsarts b&b dat voor en na de zwangerschap sprake is van klachten als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak (bladzijde 5 van de rapportage van de verzekeringsarts b&b van 4 januari 2023). Er is informatie opgevraagd bij de cardioloog en overwogen dat de hartproblemen niet tot beperkingen leiden. Verder zijn de beroepsgronden volgens het Uwv hetzelfde als de bezwaargronden, waar de verzekeringsarts b&b en arbeidsdeskundige b&b voldoende op zijn ingegaan. Eiseres heeft haar stelling dat haar medische beperkingen onjuist zijn vastgesteld niet met (nieuwe) medische gegevens onderbouwd. De verhoging van de medicatie is van na de datum in geding. Het Uwv verzoekt dan ook het beroep ongegrond te verklaren. Ter zitting heeft het Uwv verklaard dat in het besluit van 4 augustus 2022 vermoedelijk per abuis de ZW-uitkering is toegekend tot en met 28 augustus 2022; dat had 7 juli 2022 moeten zijn.
Beoordeling
5. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het Uwv de WGA-uitkering terecht met ingang van 7 juli 2022 heeft toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 54,89%. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat wat eiseres in het beroepschrift aanvoert onder de kopjes ‘Medische situatie onderschat’, ‘FML’, ‘Voorgestelde functies’, ‘medewerker productie (industrie, samenstellen van producten)’, ‘medewerker productie (textiel, geen kleding)’, ‘medewerker binden’, grafisch nabewerker’, ‘papierwarenmaker dozenmaker, kartonnagewerker’ en ‘Overige functies’ een vrijwel woordelijke herhaling is van wat zij hierover in de gronden van bezwaar onder vrijwel gelijkluidende kopjes heeft aangevoerd. Daarbij is eiseres niet ingegaan op wat de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b over deze bezwaargronden hebben overwogen in hun rapporten van 24 januari 2023 respectievelijk 21 februari 2023, die mede aan het bestreden besluit ten grondslag liggen. Het Uwv is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op de gronden van bezwaar. Nu eiseres geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de gronden van bezwaar in het bestreden besluit op de hiervoor bedoelde punten volgens haar onjuist dan wel onvolledig is, leidt de enkele herhaling daarvan in beroep niet tot het oordeel dat het bestreden besluit ontoereikend is gemotiveerd.
5.2.
Ten aanzien van hetgeen eiseres in het beroepschrift aanvoert onder het kopje ‘medische gronden tegen beslissing op bezwaar’ overweegt de rechtbank het volgende.
5.2.1.
Het Uwv mag zijn besluiten over de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
5.2.2.
De rechtbank stelt vast dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op dossierstudie, anamnese, onderzoek door de primaire arts, dat wat tijdens de bezwaarprocedure aan bod is gekomen en informatie van de behandelend sector, afkomstig van de psychiater en de cardioloog van eiseres, die door de verzekeringsarts b&b kenbaar is betrokken in de overwegingen. Voorts heeft de verzekeringsarts b&b gereageerd op de gronden van bezwaar en de daarbij overgelegde informatie. Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onvoldoende zorgvuldig heeft plaatsgevonden.
5.2.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de medische bevindingen en de conclusies van de verzekeringsartsen onjuist te achten. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de ernst van de klachten van eiseres is onderschat. Deze klachten zijn in het medisch onderzoek erkend en hebben geleid tot het opnemen van diverse beperkingen in de FML. Het is niet medisch objectief gebleken dat eiseres hiermee tekort is gedaan of dat geen rekening is gehouden met de combinatie van klachten. De verzekeringsarts b&b heeft acht geslagen op de informatie van de psychiater en de cardioloog en gemotiveerd waarom er geen reden is om meer beperkingen aan te nemen. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Eiseres heeft in beroep ook geen aanvullende medische (en andere) informatie in het geding gebracht op basis waarvan twijfel over de beoordeling van haar klachten door de verzekeringsartsen had kunnen ontstaan. [2] Dat de medicatie van eiseres inmiddels is verhoogd en dat haar behandeling is gestaakt, zijn omstandigheden die dateren van na de datum in geding. Bij de beoordeling van dit beroep is van belang hoe de gezondheid van eiseres op 7 juli 2022 was. Van de gestelde verslechtering van haar gezondheid kan eiseres melding maken bij het Uwv voor een herbeoordeling.
5.2.4.
Het vorenstaande betekent dat de medische component van het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden berust.
5.3.
Ten aanzien van de arbeidskundige component van het bestreden besluit overweegt de rechtbank dat de arbeidsdeskundige b&b in zijn rapport van 21 februari 2023 heeft uiteengezet waarom hij eiseres niet volgt in de door haar aangevoerde bezwaren en de signaleringen heeft toegelicht. Uitgaande van de juistheid van de FML, is er geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusie van de arbeidsdeskundige b&b dat de geduide functies geschikt zijn voor eiseres.
5.4.
Het standpunt van eiseres dat het Uwv ten onrechte niet is ingegaan op wat eiseres in bezwaar heeft aangevoerd over de ingangsdatum van de WGA-uitkering, volgt de rechtbank niet. In het bestreden besluit is overwogen dat de ziekmelding per 30 augustus 2020 volgens de verzekeringsarts b&b voortvloeit uit dezelfde ziekteoorzaak als de ziekmelding per 19 maart 2020. In het rapport van 24 januari 2023 is dit gemotiveerd. De verzekeringsarts b&b heeft informatie opgevraagd bij de cardioloog van eiseres en vervolgens telefonisch contact met de cardioloog gehad. Deze informatie gaf geen medische reden om nadere beperkingen aan te nemen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan dit oordeel te twijfelen. Er is daarom geen sprake van beperkingen die voortvloeien uit een andere ziekteoorzaak. Eiseres heeft geen (aanvullende) medische informatie in het geding gebracht die haar stelling ondersteunt dat het Uwv ten onrechte geen andere ziekteoorzaak heeft aangenomen en dat de WGA-uitkering daarom met ingang van 29 augustus 2022 had moeten worden toegekend. De WGA-uitkering is daarom terecht met ingang van 7 juli 2022 toegekend.
5.5.
Uit de omstandigheid dat eiseres bij besluit van 4 augustus 2022 een ZW-uitkering is toegekend tot en met 28 augustus 2022, volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de WGA-uitkering pas per 29 augustus 2022 kan worden toegekend. Uit artikel 23, derde lid onder b ten 2e van de Wet WIA volgt dat perioden van ongeschiktheid direct voorafgaand aan en aansluitend op een periode waarin uitkering ingevolge de WAZO wordt genoten, voor de wachttijd van de Wet WIA worden samengeteld indien de ongeschiktheid voortvloeit uit dezelfde oorzaak. Nu het Uwv – naar het oordeel van de rechtbank terecht – heeft vastgesteld dat eiseres zowel voorafgaand aan als direct aansluitend op de WAZO-uitkering ongeschikt was ten gevolge van dezelfde ziekteoorzaak, is de rechtbank van oordeel dat het Uwv voor het vaststellen van het einde van de wachttijd voor de Wet WIA terecht de eerste ziektedag van 19 maart 2020 als uitgangspunt heeft gehanteerd. De wachttijd wordt in dit geval gevormd door 104 weken ziekte vermeerderd met de 16 weken van de WAZO-uitkering. Het einde van de wachttijd wordt aldus bereikt op 7 juli 2022.
5.6.
Omdat het Uwv zich in de onderhavige zaak steeds op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van dezelfde ziekteoorzaak en dat het einde van de wachttijd is bereikt op 7 juli 2022, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van schending van het rechtszekerheidsbeginsel of een situatie dat eiseres er gerechtvaardigd op heeft kunnen vertrouwen dat de WGA-uitkering niet eerder dan per 29 augustus 2022 aan haar zou worden toegekend. Uit wat hiervoor onder 5.5 is overwogen volgt immers dat eiseres redelijkerwijs had kunnen begrijpen dat de wachttijd in haar geval bij dezelfde ziekteoorzaak op 7 juli 2022 zou eindigen. Het besluit van 4 augustus 2022 houdt geen toezegging in dat eiseres met ingang van 29 augustus 2022 – en niet op een eerder moment – een uitkering op grond van de Wet WIA zal worden toegekend. Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet. Van strijd met het beginsel van fair play is de rechtbank niet gebleken.
Conclusie
6. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres op 7 juli 2022 terecht heeft bepaald op 54,89% en de WGA-uitkering terecht met ingang van 7 juli 2022 heeft toegekend. Het beroep is daarom ongegrond.
Proceskosten
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Gerde, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2024.
griffier
De rechter is verhinderd te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA).
2.Zie onder meer de uitspraak van de CRvB van 8 april 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ0845.