In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser diende zijn aanvraag in op 17 mei 2022, en volgens de geldende regelgeving had verweerder uiterlijk op 17 augustus 2023 moeten beslissen. Eiser heeft verweerder op 20 augustus 2023 in gebreke gesteld, nadat de beslistermijn was verstreken. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.
De rechtbank overweegt dat, hoewel de beslistermijn in beginsel zes maanden bedraagt, deze termijn door een besluit van 27 september 2022 is verlengd met negen maanden. Dit betekent dat de termijn voor deze zaak op 17 augustus 2023 verliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser nog niet is gehoord en heeft daarom besloten om verweerder een langere beslistermijn op te leggen. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een nader gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna een besluit op de aanvraag bekend te maken.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 218,75. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 11 januari 2024.