Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod, alsook tegen een maatregel van bewaring. Eiser, een Moldavische nationaliteit hebbende, had eerder een terugkeerbesluit ontvangen op 17 januari 2024, dat in rechte vaststaat. De rechtbank oordeelt dat het nieuwe terugkeerbesluit van 30 maart 2024 onverplicht is genomen, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij het grondgebied van de Europese Unie heeft verlaten. Hierdoor is de rechtbank onbevoegd om het beroep tegen dit besluit te behandelen.
Wat betreft het inreisverbod oordeelt de rechtbank dat de motivering van verweerder voldoende is om aan te geven waarom de omstandigheden van eiser geen aanleiding geven om van het inreisverbod af te zien. De rechtbank wijst erop dat de wens van eiser om in de toekomst terug te keren naar Nederland niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Eiser heeft ook aangevoerd dat zijn aanhouding een verkapte vreemdelingrechtelijke aanhouding was, maar de rechtbank concludeert dat de aanhouding rechtmatig was, aangezien deze plaatsvond in het kader van een visserijcontrole.
De rechtbank verklaart het beroep tegen het terugkeerbesluit onbevoegd en het beroep tegen het inreisverbod ongegrond. Ook het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en is openbaar gemaakt op 18 april 2024. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State voor het terugkeerbesluit en binnen één week voor het inreisverbod.