ECLI:NL:RBDHA:2024:5526
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Nigeriaanse nationaliteit, op 23 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft eiser op 16 december 2022 geïnformeerd dat hij in de nationale procedure is opgenomen, na het verstrijken van de overdrachtstermijn aan de Italiaanse autoriteiten volgens de Dublinverordening. Eiser heeft de staatssecretaris op 22 december 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag en heeft op 12 januari 2024 beroep ingesteld tegen deze niet-tijdige beslissing. De staatssecretaris heeft echter geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn beroep ingesteld na de ingebrekestelling, maar de rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de beslistermijn op basis van artikel 42, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) rechtsgeldig heeft verlengd met negen maanden, omdat er sprake was van een situatie waarin veel aanvragen tegelijk werden ingediend.
De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 22 december 2023 prematuur is ingediend, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep derhalve niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.