ECLI:NL:RBDHA:2024:5479
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van misleiding en risico op schending van mensenrechten
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 16 april 2024, wordt het beroep van eiser, een Algerijnse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 2 februari 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 26 februari 2024 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 2 april 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser de autoriteiten heeft misleid over zijn identiteit. Eiser had in Zwitserland een andere identiteit opgegeven en de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op basis van artikel 30b, eerste lid, onder c, van de Vreemdelingenwet (Vw) de aanvraag kon afwijzen. Eiser voerde aan dat hij geen misleidende informatie had verstrekt, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de verstrekte informatie niet betrouwbaar is.
Daarnaast heeft de rechtbank ook de beroepsgrond van eiser beoordeeld dat hij in Algerije een risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk een risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Algerije. De staatssecretaris heeft de afwijzing van de asielaanvraag dan ook terecht gehandhaafd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend.