ECLI:NL:RBDHA:2024:5475

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
NL24.10601
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een vrijheidsontnemende maatregel in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 29 maart 2024, wordt de rechtmatigheid van een vrijheidsontnemende maatregel beoordeeld die aan eiseres is opgelegd op basis van artikel 6, lid 3, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres, die stelt de Zimbabwaanse nationaliteit te hebben, heeft op 6 maart 2024 een asielaanvraag ingediend na haar aankomst op Schiphol. De maatregel werd op 17 maart 2024 opgeheven, maar eiseres verzocht om schadevergoeding en stelde dat de maatregel onrechtmatig was. De rechtbank concludeert dat de maatregel rechtmatig was en dat er geen aanleiding is voor schadevergoeding. Eiseres had geen bezwaren tegen de maatregel geuit, wat de rechtbank als relevant beschouwde voor de beoordeling van de rechtmatigheid. De rechtbank oordeelt dat de procedure correct is gevolgd en dat de ondertekenaars van de maatregel bevoegd waren. De rechtbank wijst het beroep ongegrond en het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.10601

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.E. Muller),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 maart 2024 (het bestreden besluit) is aan eiseres met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is ook een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft de maatregel op 17 maart 2024 opgeheven.
Partijen hebben toestemming gegeven om de zaak schriftelijk af te doen. Op 21 maart 2024 heeft eiseres de gronden van beroep ingediend. Op 25 maart 2024 heeft verweerder hierop gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 25 maart 2024.

Het oordeel van de rechtbank

Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of het opleggen en voortduren van de
vrijheidsontnemende maatregel rechtmatig was. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is en legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Feiten en omstandigheden
2. Eiseres stelt de Zimbabwaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1981. Zij is op 27 februari 2024 vanuit Zimbabwe naar Casablanca, Marokko gevlogen. Eiseres verklaart daar vijf dagen in een hotel te hebben verbleven. Op 4 maart 2024 is eiseres vanuit Casablanca naar Amsterdam gevlogen. Bij aankomst op Schiphol heeft zij haar paspoort verscheurd en weggegooid. Op 5 maart 2024 had eiseres een aansluitende vlucht naar Toronto, Canada, maar eiseres verklaart dat haar smokkelaar haar heeft geadviseerd in Nederland asiel aan te vragen, waardoor ze de aansluitende vlucht naar Canada niet heeft genomen en op 6 maart 2024 een asielaanvraag heeft ingediend.
3. Omdat de maatregel is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiseres schadevergoeding moet worden toegekend. Daarvoor moet de rechtbank beoordelen of de tenuitvoerlegging van de maatregel op enig moment voor de opheffing ervan onrechtmatig is geweest.
Lichter middel
4. Eiseres voert aan dat zij niet heeft gesteld dat zij geen bezwaren heeft tegen de maatregel en dat dit relevant is bij de beoordeling of er een lichter middel moet worden opgelegd.
4.1
De rechtbank stelt vast dat verweerder terecht heeft gesteld dat eiseres geen bezwaren ten aanzien van de maatregel naar voren heeft gebracht toen hiernaar gevraagd is. Eiseres heeft volgens haar gezegd: “Ik zal dat dan moeten accepteren”. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank niet eenduidig dat eiseres bezwaar heeft tegen de maatregel en al helemaal niet wat dat bezwaar dan zou zijn. Daarbij stelt verweerder terecht dat een lichter middel doorgaans niet aan de orde is in grensprocedures en dat dit is aanvaard in de rechtspraak. [1] De beroepsgrond slaagt niet.
Aankomst en melding
5. Eiseres heeft aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat zij voor één nacht is verwezen naar de lounge.
5.1
Het is de rechtbank niet duidelijk wat eiseres met deze beroepsgrond betoogt. Volgens het proces-verbaal van gehoor van 6 maart 2024 heeft eiseres hierover alleen verklaard dat zij is aangekomen op Schiphol, heeft gewacht op haar overstap en uiteindelijk in overleg met haar smokkelaar heeft besloten in Nederland een asielaanvraag in te dienen. De rechtbank kan hierin geen gebrek in het handelen van verweerder zien.
Ondertekening
6. Eiseres voert aan dat de vrijheidsontnemende maatregel en de toegangsweigering zijn getekend door verschillende personen en zij vindt dat vreemd.
6.1
De rechtbank stelt vast dat verweerder heeft verklaard dat beide ondertekenaars bevoegd zijn en wijst erop dat aan formele vereisten zoals de vermelding van datum en het tijdstip van de uitreiking is voldaan. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan verweerders verklaring en ziet in het gegeven dat twee verschillende besluiten door twee verschillende bevoegde personen zijn ondertekend geen gebrek.
Tijdig opheffen
7. Eiseres voert aan dat de maatregel te lang heeft geduurd.
7.1
Volgens verweerders vaste beleid beoordeelt hij uiterlijk na het nader gehoor of de zaak verder wordt afgedaan in de grensprocedure. Als dit niet het geval is, dient hij uiterlijk op de tweede dag na het nader gehoor de maatregel op te heffen. Dat is in dit geval ook gebeurd. Eiseres heeft op 15 maart 2024 haar nader gehoor gehad en verweerder heeft de maatregel op 17 maart 2024 opgeheven. Ook hierin ziet de rechtbank geen gebrek.
Ambtshalve toets
8. De rechtbank is ook ambtshalve niet gebleken dat de vrijheidsontnemende
maatregel onrechtmatig aan eiser is opgelegd.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wijst de rechtbank ook het verzoek om schadevergoeding af.
9.1
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RBDHA:2023:16046.