ECLI:NL:RBDHA:2024:5463
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- W.B. Klaus
- S.E. Harms
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 5 maart 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Eiser heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het beroep is beslist. De rechtbank heeft de zaak op 22 maart 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. Eiser, geboren in 1998 en van Jemenitische nationaliteit, heeft verklaard Jemen op 9 september 2022 te hebben verlaten en is op 29 maart 2023 de Spaanse enclave binnengekomen. Hij heeft in Spanje detentie ondergaan en is vervolgens naar Nederland gereisd, waar hij op 17 september 2023 asiel heeft aangevraagd. De rechtbank overweegt dat de Europese Unie regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Nederland heeft een verzoek om overname aan Spanje gedaan, dat op 16 november 2023 is aanvaard.
Eiser heeft aangevoerd dat Spanje niet meer kan worden vertrouwd op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat hij en zijn neef door de Spaanse autoriteiten zijn opgepakt en mishandeld. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris in het algemeen mag uitgaan van dit beginsel en dat de ervaringen van eiser niet voldoende zijn om aan te nemen dat Spanje zijn internationale verplichtingen niet zal nakomen. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Spanje onevenredig hard zou zijn. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.