ECLI:NL:RBDHA:2024:5463

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
NL24.9315 en NL24.9316
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 5 maart 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Eiser heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het beroep is beslist. De rechtbank heeft de zaak op 22 maart 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. Eiser, geboren in 1998 en van Jemenitische nationaliteit, heeft verklaard Jemen op 9 september 2022 te hebben verlaten en is op 29 maart 2023 de Spaanse enclave binnengekomen. Hij heeft in Spanje detentie ondergaan en is vervolgens naar Nederland gereisd, waar hij op 17 september 2023 asiel heeft aangevraagd. De rechtbank overweegt dat de Europese Unie regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Nederland heeft een verzoek om overname aan Spanje gedaan, dat op 16 november 2023 is aanvaard.

Eiser heeft aangevoerd dat Spanje niet meer kan worden vertrouwd op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat hij en zijn neef door de Spaanse autoriteiten zijn opgepakt en mishandeld. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris in het algemeen mag uitgaan van dit beginsel en dat de ervaringen van eiser niet voldoende zijn om aan te nemen dat Spanje zijn internationale verplichtingen niet zal nakomen. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Spanje onevenredig hard zou zijn. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.9315 (beroep) en NL24.9316 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen [eiser], eiser/verzoeker, hierna eiser,
V-nummer: [v-nummer] , (gemachtigde: mr. R.J.J. Flantua),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. E. de Jong).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 5 maart 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd verweerder bij wijze van voorlopige voorziening te verbieden hem uit te zetten totdat op het beroep is beslist.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening op 22 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, N. Hannami als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Dit doet zij aan de hand van de argumenten van eiser, de beroepsgronden.

Totstandkoming van het besluit

3. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1998 en de Jemenitische nationaliteit te hebben. Hij heeft verklaard dat hij Jemen heeft verlaten op 9 september 2022. Eiser is toen op 29 maart 2023 de Spaanse enclave [plaats] ingereisd. Hij heeft daar bij aankomst in detentie gezeten en is daarna naar een opvang gebracht. Vervolgens heeft eiser op 5 of 6
september 2023 de opvang verlaten en is hij naar Nederland gereisd. In Nederland heeft hij op 17 september 2023 asiel aangevraagd.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening1. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.2 In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek op 16 november 2023 aanvaard.

Kan verweerder ten aanzien van Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?

5. Eiser stelt dat ten aanzien van Spanje niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser en zijn neef zijn door de Spaanse autoriteiten opgepakt, geslagen en teruggestuurd naar Marokko toen zij zwemmend het Spaanse [plaats] probeerden binnen te komen. Ook blijkt uit het AIDA rapport van 21 april 20233 dat de voorzieningen in Spanje slecht zijn voor asielzoekers en statushouders. Verder hebben Dublinterugkeerders geen toegang tot opvangvoorzieningen als gevolg van het gebrek aan beschikbare plaatsen.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eisers beroep op het AIDA rapport van 21 april 2023 maakt niet dat dat ten aanzien van Spanje niet meer het geval is. Dit, omdat de Afdeling4 in een recente uitspraak heeft geoordeeld dat er, ongeacht het voormelde AIDA rapport, nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje kan worden uitgegaan.
5.2.
De rechtbank overweegt verder dat de eigen ervaringen van eiser daar niet aan af doen, omdat die ervaringen betrekking hebben op eisers pogingen om op [plaats] illegaal de grens te passeren, en die ervaringen op zichzelf niks zeggen over de situatie waarin eiser komt te verkeren na overdracht naar Spanje als Dublinterugkeerder.
Gelet op het bovenstaande is in hetgeen door eiser is aangevoerd geen grond voor het oordeel dat verweerder niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan en dat Spanje zijn internationale verplichtingen ten aanzien van eiser niet zal nakomen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Was er aanleiding voor verweerder om de aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen?
6. Eiser voert aan dat hij in Nederland veel familie heeft wonen waar hij een nauwe band mee heeft. In Spanje heeft hij geen familie wonen. Ook heeft eiser medische verklaringen overgelegd die onderbouwen dat zijn neef, waarmee hij samen is gereisd, epilepsie heeft. Uit een verklaring van het CEAR5 blijkt dat hij en zijn neef familie zijn, dat
1. Verordening (EU) Nr. 604/2013.
2 Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3 Asylum Information countryreport Spain (2022 update).
4 Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 27 juli 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2880).
5 Comisión Española de Ayuda al Refugiado.
zij samen zijn gereisd, elkaar ondersteunen en niet van elkaar gescheiden zouden dienen te worden. Ook in Nederland zorgt eiser voor zijn neef en verblijven ze op dezelfde kamer. Gelet op deze omstandigheden en het feit dat eisers neef in de nationale procedure is opgenomen, zou dit er toe moeten leiden dat verweerder eisers asielaanvraag op grond van artikel 17 Dublinverordening aan zich trekt.
6.1.
De rechtbank overweegt als volgt. De familieleden van eiser vallen niet onder de definitie van gezinsleden waar de Dublinverordening waarborgen voor biedt.6 Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen verplichting bestaat om de discretionaire bevoegdheid van artikel 17 van de Dublinverordening toe te passen bij familiebanden die de Dublinverordening niet beoogt te beschermen. Daarnaast is de Dublinverordening niet bedoeld als route waarlangs op reguliere gronden verblijf bij een gezinslid in Nederland kan worden verkregen; hiervoor staan andere regelingen open.7
Er bestaat de mogelijkheid voor verweerder om op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht de asielaanvraag van eiser aan zich te trekken. Verweerder doet dit als er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die maken dat de overdracht van de vreemdeling onevenredig hard is. Verweerder stelt terecht dat eiser niet met documenten heeft onderbouwd dat alleen hij in staat is de nodige zorg te verlenen voor zijn epileptische neef. De verklaring van de Spaanse vluchtelingenorganisatie CEAR is hiervoor onvoldoende, omdat dat geen medisch document is.
Ten slotte stelt verweerder terecht dat het feit dat de aanvraag van de neef van eiser is opgenomen in de nationale procedure evenmin een bijzondere omstandigheid is. De enkele omstandigheid dat de neef van eiser in de nationale procedure is opgenomen betekent niet dat verweerder gehouden was dit in het geval van eiser ook te doen. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser mag worden overgedragen aan Spanje.
8. Gezien deze uitspraak op het beroep, is er geen grond meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daartoe daarom af.
9. Eiser krijgt in beide zaken geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
6 Zie artikelen 8,9,10,11 en 16 Dublinverordening.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S.E. Harms, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
02 april 2024

Documentcode: DSR35731214

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan, voor zover het de bodemzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.