ECLI:NL:RBDHA:2024:5438

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
NL24.15107
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening voor derdelander uit Oekraïne met tijdelijke bescherming

Op 12 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening van een derdelander uit Oekraïne. De verzoeker, die tijdelijk verblijf had verkregen in Nederland na de oorlog in Oekraïne, was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geïnformeerd dat zijn tijdelijke bescherming op 4 maart 2024 zou eindigen. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld tegen het terugkeerbesluit en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. Eerder, op 15 maart 2024, was een vergelijkbaar verzoek afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak de situatie van de verzoeker vergeleken met die van andere personen waarvoor eerder een voorlopige voorziening was getroffen. Gezien de recente ontwikkelingen en de noodzaak van gelijke behandeling, heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit betekent dat de verzoeker voorlopig niet uit Nederland hoeft te vertrekken, zijn recht op opvang behoudt en in Nederland mag blijven werken.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op €875,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.15107

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 april 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], V-nummer: [nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. R.J.J. Flantua),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker.
1.1
Verzoeker behoort tot de groep derdelanders met een tijdelijke verblijfsrecht in Oekraïne die na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne naar Nederland zijn gevlucht en hier tijdelijke bescherming kregen op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. [1]
1.2.
Bij besluit van 7 februari 2024 (het terugkeerbesluit) heeft de staatssecretaris aan verzoeker medegedeeld dat deze tijdelijke bescherming van rechtswege op 4 maart 2024 eindigt en dat hij binnen vier weken na deze datum Nederland moet verlaten.
1.3.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het terugkeerbesluit en gelijktijdig de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.4.
Bij uitspraak van 15 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank en zittingsplaats dat het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. [2]
1.5.
Verzoeker heeft op 8 april 2024 een de voorzieningenrechter opnieuw gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.6.
Omdat onverwijlde spoed dat vereist, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. [3]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Als tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [4]
3. De voorzieningenrechter verwijst naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank en zittingsplaats van 4 april 2024. [5] Voor de personen in deze uitspraak is een voorlopige voorziening getroffen. De situatie van verzoeker is gelijk te stellen aan de situatie van de personen waarvoor een voorlopige voorziening is getroffen. De in die uitspraak genoemde recente ontwikkelingen zijn voor de voorzieningenrechter aanleiding om nu anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak van 15 maart 2024. Daarmee wordt ook bereikt dat derdelanders zoals verzoeker gelijk worden behandeld.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening daarom toe. Het treffen van de voorlopige voorziening betekent dat verzoeker voorlopig niet uit Nederland hoeft te vertrekken, dat hij zijn recht op opvang in Nederland behoudt en dat hij in Nederland mag blijven werken.
5. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst ziet hij aanleiding om de staatssecretaris te veroordelen in de door verzoeker redelijkerwijs gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht van een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op €875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van €875,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe;
- bepaalt dat verzoeker wordt behandeld alsof het recht op tijdelijke bescherming bedoeld in de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en de daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluiten, op hem van toepassing is, tot uitspraak is gedaan op het beroep;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van €875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.P.H. Evers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022.
3.Artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
4.Dat staat in artikel 8:81 van de Awb.