ECLI:NL:RBDHA:2024:3604
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening voor derdelander met tijdelijk verblijfsrecht in Oekraïne
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 15 maart 2024, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker, een derdelander met tijdelijk verblijfsrecht in Oekraïne, had zijn verzoek ingediend naar aanleiding van een brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming per 4 maart 2024 zou eindigen. Verzoeker had nog een lopende asielprocedure, maar mocht niet meer werken zonder werkvergunning en kon ook niet langer in de gemeentelijke opvang blijven. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de staatssecretaris zwaarder wegen dan die van verzoeker, aangezien verzoeker opvang kan krijgen van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa). De voorzieningenrechter benadrukte dat er geen sprake was van onverwijlde spoed die een voorlopige voorziening rechtvaardigde, en dat verzoeker niet had aangetoond dat de opvang van het COa niet voldeed aan de eisen van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.