ECLI:NL:RBDHA:2024:5345

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
23/2592
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tegemoetkoming kosten tweede toilet op medische gronden

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een tegemoetkoming in de kosten voor een woonvoorziening, specifiek een tweede toilet in de badkamer, op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Leiden afgewezen, met als argument dat de eerder verstrekte toiletstoel voldoende compensatie biedt voor de beperkingen van eiseres. Eiseres, die alleen woont en kampt met rugklachten, heeft meerdere keren om een tweede toilet gevraagd, maar deze aanvragen zijn steeds afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als die van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres 's nachts geen gebruik kan maken van het toilet op de begane grond vanwege haar medische toestand. Eiseres heeft aangevoerd dat de toiletstoel niet voldoet aan haar behoeften, vooral niet voor de 'grote boodschap', en dat dit leidt tot onhygiënische situaties. Verweerder heeft echter gesteld dat de toiletstoel voldoende is en dat eiseres overdag gebruik kan maken van het toilet beneden. De rechtbank heeft het medisch advies van Salude, dat concludeert dat er geen medische noodzaak is voor een tweede toilet, als leidend beschouwd. Eiseres heeft geen contra-expertise overgelegd die het medisch advies in twijfel trekt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat de toiletstoel voldoende compensatie biedt voor de situatie van eiseres. Het beroep is ongegrond verklaard, en het bestreden besluit blijft in stand. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2592

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.J. Driessen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder

(gemachtigde: E. Waasdorp).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een tegemoetkoming in de kosten voor een woonvoorziening (een tweede toilet in de badkamer) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Verweerder heeft deze aanvraag in het primaire besluit van 17 augustus 2022 afgewezen.
Met het bestreden besluit van 27 maart 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiseres woont alleen in een eengezinswoning. Zij heeft al langere tijd rugklachten en ondervindt in de nacht problemen bij het traplopen, waardoor ze geen gebruik kan maken van het toilet op de begane grond. Eiseres heeft verweerder in 2019 verzocht om een tweede toilet te plaatsen in de badkamer op de bovenverdieping. Verweerder heeft eiseres op 12 februari 2019 een toiletstoel verstrekt op grond van de Wmo. In 2020 en 2021 heeft eiseres opnieuw aanvragen voor een tweede toilet op de bovenverdieping gedaan, die zijn afgewezen. In 2021 is bij eiseres op de begane grond een wash-air toilet geplaatst op grond van de Wmo. Daarnaast ontvangt eiseres huishoudelijke ondersteuning op grond van de Wmo.
1.2.
Eiseres heeft op 18 maart 2022 opnieuw een aanvraag gedaan voor het plaatsen van een tweede toilet in de badkamer op de bovenverdieping. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen bij primair besluit op de grond dat de beperkingen die eiseres ondervindt, al zijn gecompenseerd door verstrekking van de toiletstoel in 2019.
1.3.
Naar aanleiding van de hoorzitting in bezwaar heeft verweerder een medisch advies over de beperkingen van eiseres aangevraagd. Op 15 maart 2023 is het medisch advies van Salude ontvangen. De medisch adviseur van Salude heeft onder meer geconcludeerd dat eiseres in staat mag worden geacht tot veilig gebruik van de woningtrap voor maximaal 2-3 keer per dag maar dat het gezien haar medische problematiek niet wenselijk is dat zij ’s nachts de trap op en af gaat. Verder volgt daaruit dat eiseres verminderd in staat is zich bij een ‘grote boodschap’ adequaat te reinigen op het toilet. Dat geldt niet voor de ‘kleine boodschap’. Desgevraagd heeft eiseres aangegeven de toiletstoel alleen te gebruiken voor een ‘kleine boodschap’. Er is verder geen aanwijzing dat eiseres een aandoening heeft waardoor zij ’s nachts herhaald gebruik moet maken van het toilet. De medisch adviseur acht niet aannemelijk dat eiseres vanwege haar medische beperkingen zelf het reservoir van de toiletstoel veilig van de trap kan meevoeren om die te legen en te reinigen, zodat anderen dat voor haar zullen moeten doen. Dat is nu ook het geval, al langer. De conclusie luidt dat er geen medische noodzaak is voor een andere voorziening dan een toiletstoel. Er is vanuit medische gronden geen noodzaak voor een spoel/föhninstallatie voor het toilet boven.
1.4.
Verweerder heeft de afwijzing na heroverweging gehandhaafd bij het bestreden besluit. Daaraan heeft verweerder het medisch advies van Salude ten grondslag gelegd. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat er geen medische noodzaak is voor het plaatsen van een tweede toilet in de badkamer op de bovenverdieping en dat eiseres voldoende gecompenseerd wordt met een toiletstoel.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag om een woonvoorziening te treffen door middel van het plaatsen van een tweede toilet in de badkamer op de bovenverdieping. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat de verstrekte toiletstoel geen passende en adequate voorziening is om de door haar ondervonden problemen te compenseren. Ter zitting is aangevoerd dat eiseres heeft gezegd de toiletstoel in de regel niet voor de ‘grote boodschap’ te gebruiken. Dat betekent niet dat ze ’s nachts nooit een ‘grote boodschap’ moet doen. De toiletstoel is daarvoor niet geschikt, omdat eiseres zichzelf niet goed kan reinigen. Dat betekent dat eiseres ’s nachts, wanneer noodzakelijk, dus geen ‘grote boodschap’ kan doen. Ook voorziet eiseres een probleem bij ziekte of als zij ’s nachts diarree heeft en gebruik moet maken van de toiletstoel. Verder heeft eiseres gesteld dat zij het reservoir niet zelf kan legen, wat dagelijks zorgt voor een onaangename geur in de slaapkamer. Dit alles zorgt voor een onhygiënische situatie die ontoelaatbaar is. Eiseres vindt dat er een medische noodzaak is om een tweede toilet op de bovenverdieping te plaatsen. Ter zitting is nog aangevoerd dat tijdens het huisbezoek gezegd is dat wel een toilet in de wasruimte kan worden geplaatst, omdat daarvoor een minder ingrijpende verbouwing nodig is dan in de badkamer. Dit is volgens haar een oneigenlijk argument.
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres overdag geen belemmeringen ervaart bij het traplopen en dus overdags het wash-air toilet beneden kan gebruiken voor de ‘grote boodschap’ en zich daar goed kan reinigen. Zij heeft zelf aangegeven dat zij de toiletstoel ’s nachts alleen gebruikt voor de ‘kleine boodschap’. Ten aanzien van het reinigen en legen van het reservoir van de toiletstoel stelt verweerder dat eiseres dit in de badkamer kan doen, omdat deze alleen voor de ‘kleine boodschap’ door eiseres wordt gebruikt. Daarnaast kan de huishoudelijke hulp haar helpen bij het legen.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres ‘s nachts niet veilig de trap op en af kan lopen en daardoor geen gebruik kan maken van het toilet op de begane grond en dat zij voor dit probleem een voorzienig nodig heeft. Tussen partijen is in geschil of de verstrekte toiletstoel dat probleem voldoende compenseert.
6. Aan het bestreden besluit is het medisch advies van Salude van 15 maart 2023 ten grondslag gelegd. Daarin is geconcludeerd dat er geen medische noodzaak is voor een andere voorziening dan een toiletstoel. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] mag een bestuursorgaan dat bij de besluitvorming gebruik maakt van een advies van een medisch adviseur in het algemeen op dat advies afgaan, mits is gebleken dat dit advies volledig is en op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Het ligt vervolgens op de weg van eiseres om medische stukken te overleggen die aan het medisch advies doen twijfelen.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat uit wat eiseres aanvoert niet volgt dat het advies van Salude onzorgvuldig tot stand is gekomen of dat dit advies niet volledig, concludent of anderszins onjuist is. Volgens de medisch adviseur heeft eiseres desgevraagd aangegeven dat zij de toiletstoel ’s nachts alleen gebruikt voor de ‘kleine boodschap’. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting aangevoerd dat eiseres zou hebben gezegd dat zij in de regel geen ‘grote boodschap’ doet ’s nachts, maar dat dit niet betekent dat dit nooit voorkomt. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om te twijfelen aan de weergave van de medisch adviseur. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan het medisch advies. Eiseres heeft geen contra-expertise overgelegd. Ook heeft eiseres geen medische stukken overgelegd die aanleiding geven voor twijfel aan de juistheid van de conclusies in het advies.
6.2.
De stelling dat eiseres zelf niet in staat is de toiletstoel te legen, leidt ook niet tot het oordeel dat een tweede toilet op de bovenverdieping noodzakelijk is. De medisch adviseur heeft vastgesteld dat het aannemelijk is dat eiseres door haar medische beperkingen niet het reservoir van de toiletstoel de trap af kan dragen. Er is echter niet gebleken dat het reservoir van de toiletstoel bij het enkele gebruik voor een ‘kleine boodschap’ niet in de badkamer kan worden geleegd. Dat eiseres hiertoe niet in staat zou zijn, volgt niet uit de (medische) stukken in het dossier. Daarnaast heeft eiseres huishoudelijke hulp die haar een aantal keer in week kan helpen met het legen en reinigen van de toiletstoel. Verder acht de rechtbank van belang dat eiseres de toiletstoel al sinds 2019 in gebruik heeft. Nergens blijkt uit dat zij zodanige problemen ondervindt bij het gebruik ervan dat de situatie ontoelaatbaar is. Dat eiseres al geurproblemen ervaart sinds zij de toiletstoel heeft gekregen in 2019, zoals ter zitting naar voren is gebracht, is niet nader onderbouwd.
6.3.
De stelling van eiseres dat tijdens het huisbezoek gezegd is dat wel een toilet in de wasruimte kan worden geplaatst omdat daarvoor een minder ingrijpende verbouwing nodig is dan in de badkamer, is niet onderbouwd. De rechtbank ziet ook niet de relevantie hiervan voor de beoordeling of een vast toilet op de bovenverdieping op medische gronden noodzakelijk is en of zij met een toiletstoel voldoende wordt gecompenseerd.
6.4.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht geconcludeerd dat de reeds aan eiseres verstrekte toiletstoel voldoende compensatie biedt voor eiseres.
7. Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
8. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van
mr.Y. Al-Qaq, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 10 april 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ7639.