ECLI:NL:RBDHA:2024:5337

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 januari 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
23/2594
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor eigen bijdrage kinderopvang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, een gezin uit Rijswijk, en het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk. Eisers hadden een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage voor kinderopvang, welke door verweerder was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eisers tegen het bestreden besluit van 14 maart 2023, waarin het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag ongegrond werd verklaard.

Eisers stelden dat zij recht hadden op bijzondere bijstand omdat zij kinderopvangtoeslag hadden ontvangen vanaf 16 mei 2022. Verweerder betoogde echter dat eisers geen recht hadden op kinderopvangtoeslag, omdat deze was ingetrokken bij besluit van 28 september 2022. De rechtbank oordeelde dat, op basis van de wetgeving, er geen recht op bijstand bestaat als er een voorliggende voorziening is die als toereikend wordt beschouwd. Aangezien de kosten voor kinderopvang niet noodzakelijk werden geacht, was er geen recht op bijzondere bijstand.

De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand terecht was, en verklaarde het beroep van eisers ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2594

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] (eiser) en [eiseres] (eiseres), uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. M.P. de Witte),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, verweerder

(gemachtigden: mr. I. Colen en mr. F. Hoeseini).

Inleiding

In het primaire besluit van 10 februari 2023 heeft verweerder de aanvraag van eisers om bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage voor kinderopvang afgewezen.
Met het bestreden besluit van 14 maart 2023 heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 20 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1. Eisers hebben op 1 februari 2023 een aanvraag gedaan om bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage voor kinderopvang. Volgens eisers hebben zij kinderopvang nodig omdat eiseres een opleiding volgt en eiser op medische gronden niet in staat is om zelfstandig voor hun kinderen te zorgen.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen en die afwijzing met het bestreden besluit gehandhaafd. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eisers geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en dat de kosten voor kinderopvang daarom als niet noodzakelijk moeten worden aangemerkt.

Beoordeling door de rechtbank

3. Ter zitting is namens eisers desgevraagd bevestigd dat de aanvraag om bijzondere bijstand uitsluitend betrekking heeft op de verschuldigde eigen bijdrage voor kinderopvang en niet op de kosten voor kinderopvang als zodanig. De rechtbank beoordeelt daarom het beroep tegen de afwijzing van bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage voor kinderopvang. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. Eisers bestrijden het standpunt van verweerder dat de kosten voor kinderopvang
– en daarmee de verschuldigde eigen bijdrage – niet noodzakelijk zijn. Zij voeren aan dat zij recht hebben op bijzondere bijstand omdat zij kinderopvangtoeslag hebben ontvangen vanaf 16 mei 2022. Verder voeren eisers aan dat de kinderopvangtoeslag geen voorliggende voorziening is voor de gevraagde kosten van de eigen bijdrage.
5. De rechtbank oordeelt als volgt.
5.1.
Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Pw bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Op grond van het tweede lid van artikel 15 van de Pw strekt het recht op bijstand zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt. Als de vergoeding van een bepaalde kostensoort in het algemeen of in een specifieke situatie in de voorliggende voorziening niet noodzakelijk is geacht, moet de bijstandverlenende instantie voor de toepassing van de Pw daarbij aansluiten. [1]
5.2.
Ter zitting is vast komen te staan dat aan eisers voorlopig kinderopvangtoeslag is toegekend bij besluit van 16 mei 2022. Het recht op kinderopvangtoeslag is vervolgens bij besluit van 28 september 2022 met terugwerkende kracht vanaf 16 mei 2022 weer ingetrokken. Eisers hebben daartegen bezwaar ingediend. Dat bezwaar is ongegrond verklaard en daartegen hebben eisers beroep ingesteld. Deze procedure loopt nog.
Gelet op deze gang van zaken, heeft verweerder zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat eisers ten tijde van belang geen recht hadden op kinderopvangtoeslag. Omdat eisers geen recht hadden op kinderopvangtoeslag moet worden aangenomen dat de kosten van kinderopvang en dus ook van de eigen bijdrage niet noodzakelijk waren. In dat geval bestaat geen aanspraak op bijzondere bijstand voor deze kosten. Reeds om die reden heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eisers geen recht hadden op bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage voor kinderopvang. De omstandigheid dat vanaf 16 mei 2022 wel kinderopvangtoeslag aan eisers is uitgekeerd waarvoor zij dus feitelijk de eigen bijdrage verschuldigd waren, is daarbij niet van belang. Niet in geschil is immers dat het besluit van 16 mei 2022 in bezwaar is herroepen. Evenmin is van belang dat nog geen terugvorderingsbesluit is genomen.

Conclusie

6. Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat verweerder de aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage voor kinderopvang terecht heeft afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, rechter, in aanwezigheid van
mr.Y. Al-Qaq, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 november 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3023.