ECLI:NL:RBDHA:2024:5321

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
NL23.33646, NL23.34554 en NL23.33647
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van asielvergunning op basis van identiteit zoals blijkt uit Belgisch visumdossier

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van eiseres, een Guinese vrouw, en haar minderjarige kinderen tegen besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had in 2018 een asielvergunning verkregen, maar deze werd in 2022 ingetrokken op basis van het vermoeden dat zij en haar dochter onder een valse identiteit asiel hadden verkregen. Eiseres verzocht in februari 2022 om verlenging van haar asielvergunning, maar deze aanvraag werd afgewezen. De staatssecretaris heeft later de vergunningen van eiseres en haar dochter alsnog verlengd, maar op basis van de identiteit zoals die blijkt uit een Belgisch visumdossier. Eiseres betwistte deze identiteit en voerde aan dat het paspoort dat aan de basis van het visumdossier ligt vals is. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat de identiteit van eiseres en haar dochter zoals geregistreerd in het visumdossier juist is. Eiseres heeft niet aangetoond dat deze informatie onjuist is. De rechtbank concludeert dat de beroepen van eiseres en haar dochter ongegrond zijn, en dat de staatssecretaris de vergunningen terecht heeft verlengd op basis van de identiteit uit het visumdossier. De rechtbank wijst ook het beroep van de zoon van eiseres af, die zijn vergunning onder een gewijzigd verblijfsdoel heeft gekregen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar gemaakt op 29 februari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.33646, NL23.34554 en NL23.33647

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1], geboren op [1992] , van Guinese nationaliteit,
althans[naam 2] ,geboren op [1984] , van Guinese nationaliteit, eiseres, V-nummer: [V-nummer] ,
Mede namens haar minderjarige kinderen:

[naam 3] , geboren op [2013] , van Guinese nationaliteit, althans

[naam 4], geboren op [2013] , van Guinese nationaliteit,
[naam 5], geboren op [2019] , van Guinese nationaliteit, (gemachtigde: mr. W.C. Boelens),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres en haar minderjarige dochter en zoon.
2. Op 31 januari 2018 heeft de staatssecretaris een asielvergunning verleend aan eiseres en haar minderjarige dochter. Daarbij is de staatssecretaris ervan uitgegaan dat eiseres [naam 1] heet, op [1992] is geboren en de Guinese nationaliteit heeft. Bij de verlening van de vergunning aan de dochter is de staatssecretaris ervan uitgegaan dat zij [naam 6] heet, op [2013] is geboren en de Guinese nationaliteit heeft. Deze vergunning was geldig tot 24 april 2022.
3. Op [2019] is de zoon van eiseres in Nederland geboren. Aan hem is een reguliere verblijfsvergunning verleend met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij
[naam 1] ’.
4. Op 20 mei 2021 heeft de staatssecretaris het voornemen geuit de asielvergunningen van eiseres en haar dochter en de reguliere vergunning van haar zoon in te trekken, omdat – kort gezegd – uit het dossier van een in 2016 door de Belgische autoriteiten verleend visum is gebleken dat eiseres en haar dochter in Nederland onder een valse identiteit asiel hebben verkregen.
5. Op 16 februari 2022 heeft eiseres een verlenging van haar asielvergunning en die van haar dochter aangevraagd.
6. Bij besluit van 4 maart 2022 heeft de staatssecretaris de asielvergunningen van eiseres en haar dochter ingetrokken en de aanvraag om verlenging van de vergunning afgewezen. Daarnaast heeft de staatssecretaris bij besluit van 8 juni 2022 de verblijfsvergunning van de zoon van eiseres ingetrokken.
7. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 4 maart 2022. Zij heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 8 juni 2022.
8. Op 4 mei 2022 heeft de staatssecretaris aanleiding gezien om het besluit van
4 maart 2022 in te trekken. De staatssecretaris heeft daarbij bepaald dat er opnieuw beslist zal worden op de verlengingsaanvragen.
9. Bij besluiten van 11 oktober 2023 heeft de staatssecretaris de verlengingsaanvragen van eiseres en haar dochter alsnog ingewilligd. De asielvergunningen van eiseres en haar dochter worden echter verleend op de identiteit zoals die blijkt uit het Belgische visumdossier; [naam 2] en [naam 4] . Bij besluit van 24 oktober 2023 heeft de staatssecretaris de reguliere vergunning van de zoon van eiseres ook verlengd, maar dan onder wijziging van het verblijfsdoel, namelijk; ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam 2] ’.
10. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van 11 oktober 2023 en het besluit van 24 oktober 2023.
11. De staatssecretaris heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
12. De rechtbank heeft de beroepen op 18 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

13. De rechtbank beoordeelt de vraag of de staatssecretaris de vergunningen heeft kunnen verlengen onder de namen zoals vermeld in het Belgische visumdossier. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
14. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris bij de verlenging van de vergunningen van eiseres, haar dochter en haar zoon heeft mogen uitgaan van de identiteit die volgt uit het Belgische visumdossier. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Geen verwijzing naar wet- en regelgeving
15. De rechtbank gaat eerst in op de formele beroepsgrond van eiseres dat de besluiten geen stand kunnen houden omdat de staatssecretaris daarin niet heeft verwezen naar de
relevante wettelijke bepalingen en het toepasselijke beleid.
16. De rechtbank volgt dit standpunt van eiseres niet omdat de staatssecretaris de toepasselijke wet- en regelgeving kenbaar heeft toegepast. Het enkele feit dat de staatssecretaris daarbij niet expliciet heeft genoemd welke wet- en regelgeving hij toepast, maakt niet dat de besluiten niet in stand kunnen blijven. Daarbij is van belang dat uit de stukken in het dossier volgt dat het voor eiseres helder is welke wet- en regelgeving van toepassing is in deze zaak. Ook de relevante werkinstructie van de staatssecretaris wordt door eiseres zelf genoemd. Verder volgt uit de beroepsgronden van eiseres dat het haar duidelijk is op welke gronden de staatssecretaris is overgegaan tot de wijziging van de identiteit van haar en haar dochter. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.

De gewijzigde identiteiten

17. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de staatssecretaris er ten onrechte van uitgaat dat zij [naam 2] is en dat haar dochter [naam 4] is. Op het Guinese paspoort wat ten grondslag ligt aan het Belgische visumdossier staat weliswaar de naam [naam 2] , maar dit paspoort is vals. Zij is niet de persoon die op dat paspoort staat. Volgens eiseres is het paspoort geregeld door haar ex-man. Zij hoefde alleen een foto aan te leveren daarvoor. Dat er een Facebook-pagina is van [naam 2] zegt volgens eiseres ook niks, want die pagina is ook door haar ex-man aangemaakt. De staatssecretaris had gelet op de argumenten die eiseres aanvoert aanleiding moeten zien om het door haar overgelegde identiteitsbewijs uit Guinee nader te laten onderzoeken. Dat document toont volgens eiseres aan dat zij [naam 1] is.
17. De rechtbank overweegt als volgt. De staatssecretaris heeft de identiteit van eiseres en haar dochter afgeleid uit het Belgische visumdossier. Niet in geschil is dat er door of namens eiseres een visum is aangevraagd bij de Belgische autoriteiten en dat zij dat visum heeft verkregen. Het visum is afgegeven aan [naam 2] op basis van een Guinees paspoort.
17. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat de staatssecretaris in beginsel mag uitgaan van de juistheid van de informatie over visa die in EU-vis wordt geregistreerd. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris er bovendien van uitgaan dat aan het verlenen van een visum in België een zorgvuldige, volgens de voorwaarden en procedurele voorschriften uit de Visumcode uitgevoerde, beoordeling voorafgaat. Het is aan de vreemdeling om aan te tonen dat deze informatie in haar geval onjuist is.1 Indien de vreemdeling stelt dat het betreffende visum is verkregen middels een vals paspoort dan is het aan haar om inzichtelijk te maken dat en op welke manier zij een dergelijk vals paspoort zou hebben verkregen.
17. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres er niet in is geslaagd om aan te tonen dat de registratie in EU-vis, en daarmee dus de identiteit waar de staatssecretaris van uitgaat, onjuist is. Eiseres heeft gesteld dat de bewijslast bij de staatssecretaris ligt en dat hij moet aantonen dat eiseres [naam 2] is. Zij heeft in dat kader met name argumenten aangevoerd waarom de staatssecretaris niet zou mogen uitgaan van het visumdossier in België, maar uit het voorgaande blijkt juist dat de staatssecretaris dat in beginsel wél mag en dat de bewijslast op
eiseres rust: zij moet aantonen dat zij [naam 1] is. De staatssecretaris heeft in dit kader kunnen overwegen dat met de overgelegde stukken niet is aangetoond dat eiseres [naam 1] is. Ook is met de enkele verklaring van eiseres niet komen vast te staan dat het paspoort dat de Belgische autoriteiten hebben beoordeeld bij de visumaanvraag vals is.
21. Eiseres heeft bij aanvullend beroepschrift van 12 oktober 2022 een kopie van de Guinese identiteitskaart van eiseres overgelegd, met een rapport van Vluchtelingenwerk waarin is beschreven hoe zij aan dit document gekomen is. Eiseres heeft verder vermeld dat de Guinese identiteitskaart voor onderzoek aan de staatssecretaris ter beschikking kan worden gesteld. Eiseres betoogt in beroep dat de nieuwe besluiten onzorgvuldig zijn voorbereid, nu de staatssecretaris van die mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt. De staatssecretaris heeft daarmee niet in lijn met artikel 3:2 van de Awb gehandeld, aldus eiseres.
21. De rechtbank is van oordeel dat dit betoog niet slaagt. Het rapport van Vluchtelingenwerk is een weergave van de verklaring van eiseres over hoe zij aan documenten is gekomen. Daaruit volgt dat verre familieleden het verzoekschrift hebben ingediend om een vonnis ter vervanging van een geboorteakte te krijgen. De rechtbank in Guinee heeft getuigenissen van opgeroepen getuigen aanvaard die het wettig bestaan en de identiteit van eiseres konden vaststellen, maar niet duidelijk wordt wie die getuigen waren. Het is niet relevant of deze verre familieleden de getuigenissen hebben afgelegd, omdat er hoe dan ook niet blijkt van een objectieve, verifieerbare bron voor de informatie die de rechtbank in Guinee heeft gebruikt bij het vaststellen van de identiteit van eiseres toen zij het vonnis ter vervanging van een geboorteakte afgaven. Met dat vonnis is vervolgens door eiseres een consulaire identiteitskaart verkregen. Uit de verklaring van eiseres blijkt niet of eiseres alleen met een pasfoto of met dat vonnis en de consulaire identiteitskaart een identiteitskaart in Guinee heeft aangevraagd. In beide gevallen geldt echter dat er geen enkele objectieve verifieerbare bron ten grondslag ligt aan die identiteitskaart. De staatssecretaris heeft er dan ook terecht op gewezen dat de grondslag van de identiteitskaart ligt in de verklaring van mensen in Guinee over haar identiteit tegenover de overheid. De staatssecretaris heeft terecht gesteld dat de documenten uiteindelijk zijn verkregen op verzoek van eiseres door een verklaring over haar identiteit die niet met stukken is onderbouwd. Daarom was het niet van belang of het document echt was of niet en is het besluit niet onzorgvuldig voorbereid door daarnaar geen onderzoek te doen.
21. Voorts overweegt de rechtbank dat de enkele opmerking van eiseres op de zitting dat het paspoort dat bij de Belgische autoriteiten is getoond vals moet zijn, omdat daarin een andere lengte (1,70 meter) vermeld staat dan haar werkelijke lengte (1,55 meter), niet maakt dat de staatssecretaris alsnog nader onderzoek moet uitvoeren. Dit standpunt is namelijk niet alleen tardief aangevoerd, maar ook is op geen enkele wijze onderbouwd dat haar lengte inderdaad 1,55 meter is. De rechtbank merkt in dit kader bovendien op dat 1,55 meter ook niet de lengte is die vermeld staat op de identiteitskaart die volgens eiseres wel echt is. Zelfs als de rechtbank deze stelling van eiseres voor waar aan zou nemen, is niet toegelicht of onderbouwd waar deze stelling dan toe zou leiden gezien het toepasselijke juridisch kader in deze zaak.
De evenredigheid van het besluit
24. Eiseres voert ten slotte aan dat de staatssecretaris gelet op het evenredigheidsbeginsel moet afzien van het wijzigen van haar identiteit en die van haar dochter, althans dat de staatssecretaris ervoor moet zorgen dat hun identiteit in de Brp gelijk is aan de registratie in het Vreemdelingen administratie systeem (VAS) van de staatssecretaris. Doordat er nu een verschil bestaat tussen deze registratiesystemen krijgt eiseres in de toekomst veel problemen, zoals met het aanvragen van toeslagen en naturalisatie. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de gevolgen van het besluit dusdanig verstrekkend zijn dat het belang bij een correcte VAS-registratie hiertegen in het geheel niet opweegt. Eiseres wijst in dit kader nog specifiek op de belangen van haar dochter. Zij weet niet anders dan dat ze [naam 3] heet. Het bestreden besluit zal voor haar leiden tot verwarring en ontsteltenis over haar eigen identiteit, wat zeer confronterend en ingrijpend is.
24. Hoewel de rechtbank eiseres volgt in haar stelling dat de huidige situatie onwenselijk is, is de rechtbank van oordeel dat een belangenafweging in het kader van deze evenredigheidstoets niet tot de uitkomst kán leiden dat de staatssecretaris de besluiten niet zo heeft mogen nemen. Gelet op dat wat hiervoor is overwogen, mag de staatssecretaris in dit geval uitgaan van de gegevens die ten aanzien van eiseres en haar dochter zijn geregistreerd in België. De identiteit van eiseres en haar dochter is in zoverre een rechtsfeit en geen status die veranderlijk is afhankelijk van de af te wegen belangen. Voor een beoordeling van de evenredigheid van de gevolgen van het besluit in relatie tot de met het besluit te dienen doelen, is in dit geval dan ook geen ruimte. Dat de situatie voor de dochter van eiseres onwenselijk is begrijpt de rechtbank eveneens, maar dat maakt gelet op het voorgaande ook niet dat de staatssecretaris ten aanzien van haar moet uitgaan van een identiteit die rechtens onjuist is. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

26. De beroepen van eiseres en haar dochter zijn ongegrond. Dit betekent dat de staatssecretaris de vergunningen terecht heeft verlengd op naam van [naam 2] en [naam 4] .
27. Het beroep van de zoon van eiseres is ook ongegrond. Dit betekent dat de staatssecretaris zijn vergunning mocht verlengen met het gewijzigde verblijfsdoel ‘familie- of gezinslid bij [naam 2] ’.
28. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, voorzitter, en mr. B. Fijnheer en mr. J.G. Nicholson, leden, in aanwezigheid van mr. B.L. Kosterman - Meijer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
29 februari 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.