ECLI:NL:RBDHA:2024:5288

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
AWB 23/13228
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Russische nationaliteit met betrekking tot Georgië als veilig land van herkomst

Op 15 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser van Russische nationaliteit die een asielaanvraag had ingediend. De eiser, geboren in 1982, had op 17 juni 2021 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 27 oktober 2023 als kennelijk ongegrond was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 23 februari 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van de staatssecretaris als de gemachtigde van de eiser aanwezig waren.

De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van de eiser. De staatssecretaris had de identiteit en herkomst van de eiser geloofwaardig geacht, maar de problemen in Rusland en de vrees voor militaire dienstplicht werden als niet geloofwaardig beschouwd. De staatssecretaris concludeerde dat de eiser, gezien zijn Georgische nationaliteit, naar Georgië kon terugkeren, dat als een veilig land van herkomst werd aangemerkt.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de medische klachten van de eiser niet voldoende onderbouwd waren en dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij geen Georgische nationaliteit meer had. Ook de stelling dat Georgië geen veilig land van herkomst is, werd door de rechtbank verworpen, omdat de eiser geen individuele omstandigheden had aangevoerd die dit zouden onderbouwen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond, waardoor de afwijzing van de asielaanvraag in stand bleef.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/13228

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H. Tadema),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. L.J.M. Rog).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser. Eiser stelt van Russische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1982. Hij heeft op 17 juni 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 27 oktober 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van de staatssecretaris, eiser en de gemachtigde van eiser deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is in 2013 in Rusland tijdens zijn werk in [bedrijf] getuige geweest van een moord van een Tsjetsjeen door de Russische veiligheidsdienst (FSB). Toen hij daarvan aangifte wilde doen, is hij bedreigd door de politie. Omdat hij uiteindelijk geen aangifte heeft gedaan, is hij ook bedreigd en mishandeld door Tsjetsjenen. Ook zijn broer is mishandeld. Eiser is als gevolg daarvan ondergedoken en uit Rusland gevlucht. Daarnaast loopt eiser het risico om te worden opgeroepen voor de mobilisatie of militaire dienst, omdat bij zijn ouders navraag is gedaan naar hem.

Het bestreden besluit

5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen: (1) identiteit, nationaliteit en afkomst, (2) problemen in Rusland en (3) militaire dienstplicht in Rusland.
5.1.
De staatssecretaris heeft de identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De staatssecretaris stelt zich daarbij op het standpunt dat eiser zowel de Russische als de Georgische nationaliteit heeft. De problemen in Rusland en de vrees voor de militaire dienstplicht in Rusland acht de staatssecretaris niet geloofwaardig. Omdat eiser ook de Georgische nationaliteit heeft en dat land een veilig land van herkomst is, kan eiser volgens de staatssecretaris naar Georgië terugkeren. Eiser komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning en moet terugkeren naar Georgië of Rusland.
Heeft de staatssecretaris voldoende rekening gehouden met de medische problematiek van eiser?
6. Eiser stelt dat de staatssecretaris in het bestreden besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met de psychische en lichamelijke klachten van eiser en de invloed die deze klachten hebben op zijn verklaringen.
6.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiser geen medische informatie heeft ingebracht waaruit zou blijken dat psychische of lichamelijke klachten van invloed zijn geweest op zijn vermogen om te verklaren. Uit het laatste MediFirst-advies (van 16 november 2022) blijkt dat eiser gehoord kan worden, maar dat er wel rekening moet worden gehouden met zijn klachten door het stellen van korte en gerichte vragen. De staatssecretaris mag in beginsel uitgaan van de juistheid van dit MediFirst-advies, mede omdat eiser voorafgaand aan het gehoor geen medische informatie heeft ingebracht die maakt dat aan de juistheid of actualiteit van het MediFirst-advies kan worden getwijfeld. [1] Uit de rapporten van het nader gehoor en het aanvullend gehoor blijkt dat de hoormedewerkers rekening hebben gehouden met de door MediFirst geconstateerde beperkingen: aan eiser is meerdere keren gevraagd hoe het met hem gaat en zijn er pauzes ingelast toen de hoormedewerker merkte dat eiser moe was. [2] Uit het verslag van het nader en het aanvullend gehoor kan daarnaast ook niet worden afgeleid dat eiser moeite had om te verklaren. De staatssecretaris mag daarom uitgaan van de verklaringen zoals die door eiser zijn afgelegd [3] en had daarom niet meer rekening hoeven houden met de medische klachten van eiser dan hij nu heeft gedaan.
Mocht de staatssecretaris aannemen dat eiser de Georgische nationaliteit heeft?
7. Eiser betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte heeft aangenomen dat hij nog in het bezit is van de Georgische nationaliteit. Eiser heeft de Georgische overheid in 2002 verzocht zijn Georgische nationaliteit in te trekken, omdat hij op dat moment de Russische nationaliteit had verkregen. Uit Russische regelgeving blijkt dat het hebben van een dubbele nationaliteit niet is toegestaan. [4] Eiser heeft daarnaast op de zitting ingebracht dat uit Georgische wetgeving blijkt dat de Georgische nationaliteit van rechtswege vervalt bij het verkrijgen van een andere nationaliteit. Uit dezelfde wet blijkt volgens eiser ook dat de Georgische nationaliteit vervalt bij een verblijf van meer dan vijf jaar buiten Georgië. Eiser heeft aantoonbaar meer dan vijf jaar buiten Georgië verbleven. Deze wetgeving is terug te vinden in de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (de Handleiding). Ter onderbouwing heeft eiser een kopie van een originele verklaring van de Georgische autoriteiten overlegd, voorzien van een apostille. Deze kopie bevestigt volgens eiser dat hij niet meer in het bezit is van de Georgische nationaliteit.
7.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat niet geloofwaardig is dat eiser, naast de Russische nationaliteit, niet langer ook de Georgische nationaliteit bezit. De staatssecretaris mocht eiser tegenwerpen dat hij zijn stelling dat de Georgische autoriteiten de nationaliteit van eiser hebben ingetrokken niet heeft onderbouwd met een authentiek origineel document. Hij heeft enkel een kopie van een document met apostille van de Georgische autoriteiten overgelegd. Deze kopie is echter niet vertaald, waardoor het niet uit dit document valt op te maken dat de Georgische nationaliteit van eiser is ingetrokken. Daar komt nog bij dat een apostille geen garantie voor de juistheid van de inhoud van een document is. [5] Bovendien valt, gelet op het tijdsverloop sinds de aanvraag, niet in te zien waarom eiser er niet in is geslaagd een authentiek origineel document te overleggen waaruit blijkt dat hij de Georgische nationaliteit niet meer heeft. Verder mocht de staatssecretaris tegenwerpen dat niet aannemelijk is dat eisers Georgische nationaliteit van rechtswege zou zijn vervallen. Eiser heeft na 2002 in Nederlandse procedures verklaard in het bezit te zijn van de Georgische nationaliteit, waarbij hij ook een Georgisch paspoort en een Georgische identiteitskaart heeft overlegd. Dat uit de Handleiding blijkt dat de Georgische nationaliteit van rechtswege komt te vervallen bij het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit [6] toont niet aan dat de Georgische nationaliteit ook van rechtswege vervalt bij het verkrijgen van de Russische nationaliteit. Over het vervallen van de Georgische nationaliteit bij verblijf van meer dan vijf jaar buiten Georgië staat niets vermeld in de Handleiding, zodat eiser ook dat niet aannemelijk maakt. Daarnaast is de stelling van eiser niet te verenigen met de eerder door hemzelf afgelegde verklaringen dat hij de Georgische nationaliteit nog wel heeft. Met de enkele verwijzing naar de Handleiding (en in het verlengde daarvan de Georgische wetgeving) maakt eiser daarom niet aannemelijk dat zijn Georgische nationaliteit destijds van rechtswege is vervallen.
Is Georgië een veilig land van herkomst?
8. Eiser betoogt dat Georgië voor hem geen veilig land van herkomst is, omdat hij jezidi is en ook het jezidi-geloof aanhangt. Hij stelt door zijn afkomst en geloof eerder problemen te hebben gehad in Georgië. Dit is volgens eiser een veel voorkomend probleem voor jezidi’s in Georgië.
8.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat Georgië (voor eiser) een veilig land van herkomst is. Eiser heeft niet, met bijvoorbeeld algemene landeninformatie, aangetoond dat dit voor jezidi’s anders is. Hij heeft daarnaast ook geen individuele omstandigheden aangevoerd die maken dat Georgië voor hem geen veilig land van herkomst is.
Mocht de staatssecretaris de problemen naar aanleiding van het werk van eiser in [bedrijf] ongeloofwaardig achten?
9. Eiser betoogt dat de staatssecretaris de problemen naar aanleiding van zijn werk in [bedrijf] ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser wijst er in de eerste plaats op dat de staatssecretaris deze problemen onjuist heeft ingeschat en uitgelegd. Hij stelt dat uit het overlegde werkboekje blijkt dat hij op 6 juni 2022 in dienst is getreden bij [bedrijf] , zodat deze verklaring in lijn is met zijn vertrek uit Nederland op 7 mei 2022. Verder veronderstelt de staatssecretaris ten onrechte dat eiser enkel problemen heeft met de Tsjetsjenen: eiser heeft echter ook problemen met de FSB, waartegen hij door de Russische overheid niet beschermd kan worden. Uit de verklaringen van eiser blijkt immers dat de FSB druk uitoefent om het incident geheim te houden, waardoor van eiser niet kan worden verwacht dat hij documenten over het incident aanlevert. Bovendien is de staatssecretaris volgens eiser ook zonder deze documenten in staat de problemen bij [bedrijf] op geloofwaardigheid te toetsen, omdat de verklaringen van eiser aansluiten bij de informatie die over Rusland bekend is. Dit had voor de staatssecretaris aanleiding moeten zijn aan eiser het voordeel van de twijfel te gunnen.
9.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat de problemen van eiser naar aanleiding van zijn werk in [bedrijf] ongeloofwaardig zijn. De staatssecretaris mocht aan eiser tegenwerpen dat hij met het originele werkboekje nog niet aannemelijk maakt dat hij daadwerkelijk de gestelde problemen heeft ondervonden. De staatssecretaris werpt eiser niet tegen dat de startdatum van zijn werk bij [bedrijf] niet in lijn is met de datum van zijn vertrek naar Nederland, zodat die stelling van eiser geen doel treft. Verder stelt de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt dat van eiser verwacht mag worden dat hij de door hem gestelde moord tijdens zijn werk met stukken onderbouwt. Om dat te doen is hij ook naar eigen zeggen niet aangewezen op documenten die in het bezit zijn van de FSB. Eiser heeft bijvoorbeeld verklaard dat hij in het verleden over foto’s van door de FSB toegetakelde Tsjetsjenen heeft beschikt. [7] De stelling van eiser dat de staatssecretaris hem het voordeel van de twijfel had moeten gunnen, omdat zijn verklaringen passen bij de informatie die over Rusland bekend is, slaagt evenmin. Eiser heeft deze stelling niet toegelicht of onderbouwd. Bovendien wordt het voordeel van de twijfel alleen gegund als de verklaringen van de vreemdeling voor het overige kunnen worden gevolgd, [8] maar heeft de staatssecretaris naast het ontbreken van documenten ook aan eiser mogen tegenwerpen dat hij vaag en tegenstrijdig heeft verklaard en dat de gestelde gebeurtenissen ongerijmd zijn. Eiser heeft dat standpunt als zodanig niet betwist.
Mocht de staatssecretaris de problemen in Rusland als gevolg van eisers methadongebruik ongeloofwaardig achten?
10. Eiser betoogt dat zijn methadongebruik problemen oplevert bij terugkomst in Rusland. Hij is verslaafd aan drugs en gebruikt onder begeleiding dagelijks 120 mg methadon bij wijze van onderhoudsdosis en staat in Nederland onder psychiatrische behandeling. In Rusland loopt eiser het risico om gestraft te worden voor zijn verslaving, in plaats van dat hij hulp zou ontvangen.
10.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat het op de weg ligt van eiser om aannemelijk te maken dat hij vanwege zijn drugsverslaving bij terugkeer naar Rusland problemen heeft te duchten. Eiser heeft zijn standpunt niet onderbouwd en is er daarom niet in geslaagd de problemen aannemelijk te maken.
Mocht de staatssecretaris ongeloofwaardig achten dat eiser zal worden opgeroepen voor militaire dienst?
11. Eiser betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat hij bij terugkomst in Rusland zal worden opgeroepen voor de militaire dienstplicht. De staatssecretaris gaat er ten onrechte vanuit dat de dienstplicht alleen geldt voor personen in de leeftijdscategorie van 18 tot 27 jaar. Eiser heeft geen vrijstelling van militaire dienst en kan, gelet op de lopende mobilisatie, daarom gedwongen worden het leger in te gaan. De oorlogssituatie zorgt er daarbij ook voor dat de regels zoals deze in het ambtsbericht staan niet gelden. Recente berichten bevestigen volgens eiser dat gedwongen mobilisatie geen leeftijdsgrens kent en dat het niet opvolgen van een oproep kan leiden tot tien jaar detentie. [9] Eiser stelt bovendien dat de militaire autoriteiten bij zijn moeder langs zijn geweest met de mededeling dat eiser zich moet melden voor militaire dienst. Op de zitting heeft hij nog aangevuld dat de autoriteiten een paar dagen voor de zitting nogmaals bij zijn moeder zijn langs geweest om voor hem een oproep voor militaire dienst af te leveren.
11.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Rusland de militaire dienstplicht moet vervullen. Uit het ambtsbericht van maart 2023 blijkt dat de dienstplicht geldt voor personen in de leeftijdscategorie van 18 tot 27 jaar. [10] Eiser behoort niet tot die leeftijdsgroep. Uit het ambtsbericht van maart 2023 [11] blijkt daarnaast dat men na het vervullen van dienstplicht automatisch reservist wordt en om die reden mobiliseerbaar is. Omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de dienstplicht eerder heeft vervuld, is het ook niet aannemelijk dat hij als reservist zal worden opgeroepen voor de mobilisatie. Dat uit recente berichten zou blijken dat door de oorlogssituatie de regels niet gelden en de gedwongen mobilisatie geen leeftijdsgrens meer kent, heeft eiser niet nader onderbouwd. Daarnaast heeft eiser niet onderbouwd dat de militaire autoriteiten bij zijn moeder aan de deur zijn geweest. Hij heeft op de zitting weliswaar verzocht om de behandeling van zijn beroep aan te houden om die oproep in het geding te brengen, maar eiser heeft dat bewijsaanbod niet nader onderbouwd, door bijvoorbeeld een foto (en vertaling) van de oproep te overleggen. Dat had wel van eiser mogen worden verwacht. De rechtbank ziet dan ook geen reden om eiser alsnog in de gelegenheid te stellen de gestelde oproep in het geding te brengen. De enkele verklaring van zijn moeder dat de Russische autoriteiten bij haar zijn langs geweest is verder onvoldoende om aan te nemen dat de Russische autoriteiten daadwerkelijk naar eiser op zoek zijn, omdat de staatssecretaris terecht stelt dat deze verklaring niet kan worden aangemerkt als afkomstig van een objectief verifieerbare bron.
Mocht de staatssecretaris aan eiser een terugkeerbesluit en inreisverbod opleggen?
12. Eiser betoogt dat de staatssecretaris hem ten onrechte een terugkeerbesluit naar Georgië en Rusland en een inreisverbod heeft opgelegd. Eiser stelt dat hij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning, waardoor een terugkeerbesluit niet kan worden opgelegd. Daarom kan volgens eiser ook het inreisverbod geen stand houden.
12.1.
Dit betoog slaagt niet. Zoals hiervoor is overwogen, mocht de staatssecretaris het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig en onvoldoende zwaarwegend achten en daarom mocht de staatssecretaris de asielaanvraag afwijzen als kennelijk ongegrond. [12] Dit heeft van rechtswege het gevolg dat aan eiser een terugkeerbesluit wordt opgelegd. [13] De staatssecretaris heeft eiser in dat terugkeerbesluit een vertrektermijn onthouden. [14] Daarom was de staatssecretaris gehouden aan eiser ook een inreisverbod op te leggen. [15] Eiser heeft verder geen bijzondere omstandigheden of humanitaire redenen aangevoerd waardoor hiervan afgezien zou moeten worden. De staatssecretaris had dan ook niet hoeven afzien van het opleggen van een inreisverbod.
Had de staatssecretaris eiser uitstel van vertrek moeten verlenen?
13. Het betoog van eiser dat de staatssecretaris ten onrechte niet heeft getoetst of aan hem ambtshalve uitstel van vertrek had moeten worden verleend op grond van artikel 64 van de Vw 2000, slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiser niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek om medische redenen, omdat hij ten tijde van het bestreden besluit niet onder medische behandeling stond. Eiser heeft dit in beroep evenmin gesteld of onderbouwd.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de afwijzing van zijn asielaanvraag in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Raat, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Steenbeek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2085, r.o. 10.1-10.2.
2.Zie bijvoorbeeld pagina 4, 7, 11 en 17 van het rapport nader gehoor van 1 maart 2023 en pagina 3 en 12 van het rapport aanvullend gehoor van 7 maart 2023.
3.ABRvS 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2085, r.o. 10.3-10.4.
4.Eiser verwijst naar het Algemeen Ambtsbericht over Rusland van oktober 2011.
5.ABRvS 25 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:583, r.o. 2.1.
6.Zie bijlage 1 van de Handleiding.
7.Zie het voornemen van 10 maart 2023, p. 3 en het verslag van het aanvullend gehoor van 7 maart 2023, p. 12.
8.Dat volgt uit artikel 31, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
9.Eiser verwijst naar Algemeen Ambtsbericht over Rusland van maart 2023, o.a. p. 37 e.v.
10.Zie het Algemeen Ambtsbericht over Rusland van maart 2023, p. 38.
11.Zie het Algemeen Ambtsbericht over Rusland van maart 2023, p. 40.
12.Onder verwijzing naar artikel 31, eerste lid, Vw 2000 jo. artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, Vw 2000.
13.Dat volgt uit artikel 45, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
14.Dat is mogelijk op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
15.Dat volgt uit artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000.