ECLI:NL:RBDHA:2024:5281
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling asielaanvraag van Syriërs in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 12 april 2024, wordt het beroep van eiseres en haar twee minderjarige zonen tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De staatssecretaris had op 27 februari 2024 besloten de asielaanvraag van eisers niet in behandeling te nemen, omdat Tsjechië verantwoordelijk was voor de behandeling van hun aanvraag. De rechtbank heeft op 29 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eisers als hun gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank verwijst naar de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname gedaan aan Tsjechië, dat dit verzoek heeft aanvaard. Eisers, afkomstig uit Syrië, hebben een visum voor Tsjechië gehad en zijn daar van 20 augustus tot 14 september 2023 verbleven.
Eisers hebben aangevoerd dat zij niet veilig zijn in Tsjechië en dat er sprake is van onevenredige hardheid bij hun overdracht. De rechtbank stelt echter vast dat er geen onderbouwing is voor de stelling dat de situatie in Tsjechië traumatisch is voor de kinderen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eisers terecht niet in behandeling heeft genomen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.