ECLI:NL:RBDHA:2024:5281

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
NL24.7733
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van Syriërs in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 12 april 2024, wordt het beroep van eiseres en haar twee minderjarige zonen tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De staatssecretaris had op 27 februari 2024 besloten de asielaanvraag van eisers niet in behandeling te nemen, omdat Tsjechië verantwoordelijk was voor de behandeling van hun aanvraag. De rechtbank heeft op 29 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eisers als hun gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank verwijst naar de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname gedaan aan Tsjechië, dat dit verzoek heeft aanvaard. Eisers, afkomstig uit Syrië, hebben een visum voor Tsjechië gehad en zijn daar van 20 augustus tot 14 september 2023 verbleven.

Eisers hebben aangevoerd dat zij niet veilig zijn in Tsjechië en dat er sprake is van onevenredige hardheid bij hun overdracht. De rechtbank stelt echter vast dat er geen onderbouwing is voor de stelling dat de situatie in Tsjechië traumatisch is voor de kinderen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eisers terecht niet in behandeling heeft genomen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.7733

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres], [eiser 1] en [eiser 2], v-nummers: [nummer], eisers
(gemachtigde: mr. M. Demirtas),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. L. Rog).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres en haar twee minderjarige zonen (hierna: eisers) tegen het bestreden besluit van 27 februari 2024, waarin de staatssecretaris de asielaanvraag van eisers van 28 september 2023 niet in behandeling heeft genomen, omdat Tsjechië verantwoordelijk is voor de behandeling.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 29 maart 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep [1] , op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Tsjechië een verzoek om overname gedaan. Tsjechië heeft dit verzoek aanvaard.
5. Eisers zijn afkomstig uit Syrië. Zij hebben een visum gekregen voor Tsjechië, deze was geldig van 19 augustus 2023 tot en met 14 september 2023. Ze hebben dit visum gekregen via de Tsjechische ambassade in Damascus waar de echtgenoot van eiseres en de vader van de kinderen werkzaam is. Eisers zijn op 20 augustus 2023 in Tsjechië aangekomen en hebben daar verbleven tot 14 september 2023, de dag waarop ze zijn doorgereisd naar Nederland.
6. Eisers voeren aan dat ten aanzien van Tsjechië niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verder wijzen eisers er op dat artikel 6 van de Dublinverordening aangeeft dat er in het bijzonder rekening moet worden gehouden met onder meer het welzijn en de sociale ontwikkeling van een minderjarige en de veiligheid van kinderen. In dit verband is van belang dat de twee minderjarige kinderen van eiseres van 8 en 4 jaar oud in Nederland naar school gaan. Voorts wijzen eisers er op dat op dat zij op het treinstation in Tsjechië een nare ervaring hebben meegemaakt. Ze zijn onheus benaderd door politieagenten, werden verbaal op een agressieve manier bejegend en de politie wilde niet naar hen luisteren. Door dit incident voelen eisers zich niet langer veilig in Tsjechië, dit geldt te meer nu ze al afkomstig waren uit een oorlogsgebied. Gelet hierop getuigt het volgens eisers van onevenredige hardheid om hen over te dragen aan Tsjechië. Waar sprake is van mensenrechtenschendingen waarbij de overheid betrokken is. De kinderen hebben een traumatische ervaring opgelopen en door de genoemde negatieve ervaring van eisers kan hen niet worden tegengeworpen dat zij hadden moeten klagen bij de autoriteiten van Tsjechië.
Eisers vrezen tot slot dat ze bij overdracht aan Tsjechië worden uitgezet naar Syrië, nu er een ambassade van Tsjechië in Damascus is en de echtgenoot en vader daar werkzaam is.
7. De rechtbank stelt voorop dat wat betreft Tsjechië in beginsel uit kan worden gegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [3] Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. Er is door eisers niet onderbouwd waarom hier niet vanuit mag worden gegaan. Tsjechië heeft ook bevestigd dat zij terug mogen keren. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
8. De rechtbank is verder van oordeel dat de staatssecretaris ten aanzien van hetgeen aangevoerd is omtrent artikel 6 lid 1 van de Dublinverordening terecht heeft verwezen naar het arrest van het Hof van Justitie van 23 januari 2019. [4] Hieruit kan worden afgeleid dat het welzijn van het kind niet betekent dat artikel 17, eerste lid van de Dublinverordening van toepassing is en dat het in het belang van het kind is om als uitgangspunt te nemen dat zijn situatie onlosmakelijk is verbonden met die van zijn ouders. Deze situatie valt volgens artikel 20, derde lid van de Dublinverordening onder verantwoordelijkheid van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming van die ouder. In dit geval betekent het dat Tsjechië verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek en dat het in het belang van de kinderen is dat zij hun moeder, die ook hun begeleider is, daarin volgen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
9. De rechtbank is verder van oordeel dat niet gesproken kan worden van onevenredige hardheid waardoor artikel 17, eerste lid van de Dublinverordening van toepassing is. De rechtbank begrijpt dat het een vervelend incident is geweest voor eisers op het treinstation in Tsjechië. Er is echter op geen enkele manier met stukken onderbouwd dat de situatie traumatisch is geweest voor de kinderen. Dit was anders in de door eisers aangehaalde uitspraak van de rechtbank den Haag, zittingsplaats Rotterdam van 22 januari 2024. [5] Naast dat het in die uitspraak om een ander land ging, was er sprake van traumatische ervaring van een van de kinderen wat ook met medische stukken werd onderbouwd. Daarvan is in dit geval geen sprake. Daarnaast ligt het op de weg van eisers om zich in dergelijk situaties te wenden tot de autoriteiten in Tsjechië. Er is niet gebleken dat deze mogelijkheid er niet was of dat de autoriteiten in Tsjechië eisers niet kunnen of willen helpen dan wel dat zij eisers niet zouden willen of kunnen beschermen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
10. Voor zover eisers vrezen dat de Tsjechische autoriteiten hen terug zullen sturen naar Syrië, slaagt deze beroepsgrond niet. Tsjechië heeft gezegd dat zij mogen terugkeren. De rechtbank verwijst naar hetgeen is overwogen onder punt 7. Er zijn geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht waaruit zou blijken dat Tsjechië zijn verplichtingen jegens eisers niet zal nakomen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eisers terecht niet in behandeling heeft genomen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eisers te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. de Gooijer, in aanwezigheid van K. van Gijtenbeek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.NL24.7734.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
4.HvJEU, ECLI:EU:C:2019:53.
5.Rb Den Haag, zp Rotterdam, ECLI:NL:RBROT:2024:1131.