2.1.Eiseres voert (onder meer) aan dat niet duidelijk is of het binnentreden rechtmatig is geweest. De processen-verbaal ‘schriftelijk verslag binnentreden’ en de M105 over de staandehouding, overbrenging en ophouding beschrijven namelijk niet eenduidig wat de feitelijke gang van zaken is geweest. Zo beschrijft het ene proces-verbaal dat er sleutels zijn gebruikt bij het binnentreden, maar ook dat eiseres de deur zelf open heeft gedaan. Ook is niet duidelijk op welk moment de verbalisant zich heeft gelegitimeerd en het doel van het binnentreden heeft medegedeeld.
3. In het proces-verbaal ‘schriftelijk verslag binnentreden’ staat – voor zover van belang – het volgende.
(…) ‘Voorafgaande aan het binnentreden van de woning heb ik mij door het tonen van mijn legitimatiebewijs gelegitimeerd, de hierboven vermelde machtiging getoond en het doel van binnentreden medegedeeld.
Wijze van binnentreden:
middels sleutel
-----------------------------------------------------------------------------------------------
Verrichtingen, eventuele voorvallen en bijzonderheden:
Op donderdag 21 maart 2025 omstreeks 07:30 uur was ik, verbalisant, in uniform gekleed, aanwezig op het Asiel Zoekers Centrum (AZC) gelegen aan de [locatie] te [plaats] , voor ondersteuning van een staande houding middels medebrenging van een machtiging tot binnentreden. (…)
Om 06.45 uur was ik, vergezeld van 6 buitengewone opsporingsambtenaren van Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O), naar [locatie] gegaan. Ik stond daar vervolgens met de 6 ambtenaren van DV&O en een tolk met tolknummer [tolknummer] voor de deur van de kamer met de aanduiding nummer [kamernummer] . Ik maakte mij kenbaar als ambtenaar van politie en klopte aan de deur van de woning. Ik zag dat de deur werd geopend werd door een persoon die ik herkende van de foto in de politiesystemen. Ik vroeg of zij [eiseres] heette waarop ik haar “JA” hoorde zeggen.
Ik toonde haar vervolgens de machtiging tot binnentreden en mijn politielegitimatie. Ik vertelde haar de reden van onze komst en dat we in haar kamer wilden komen. Ik zag dat betrokkene op haar bed bleef liggen.
Hierop heb ik het gesprek overgedragen aan de commandant van DV&O.
Ik zag dat de medewerkers van DV&O de kamer betraden en dat de Tolk zich in de deuropening op bleef houden en onze gesprekken met betrokkene vertaalde.
Om 06:46 uur werd de betrokkene medegedeeld door de commandant van de DV&O dat zij staande gehouden was op grond van de Vreemdelingenwet 2000. (…)
De sleutels zijn door mij afgegeven aan de receptie van het AZC te [plaats] op het genoemde adres.
In de M105 staat, voor zover van belang, het volgende over het binnentreden.
Op donderdag 21-03-2024 om 06:40 uur bevonden wij, verbalisanten, ons op de locatie van het AZC te [plaats] , [locatie] [plaats] , [woning] , samen met 5 collega’s buitengewoon opsporingsambtenaren in uniform gekleed van de Dienst Vervoer en Ondersteuning en een collega van de AVIM in uniform gekleed met in zijn bezit een machtiging tot binnentreden uitgegeven aan […], brigadier van politie eenheid Midden-Nederland.
Onder begeleiding van de AVIM collega omstreeks 06:45 uur de woning betreden. Binnen in de woning droeg vervolgens de AVIM collega het woord over aan mij.
Eenmaal binnen zag ik een vrouw in bed liggen die ik onmiddellijk herkende aan de hand van een foto uit het infoset welke deel uitmaakt van het vertrekdossier van de Dienst Terugkeer en Vertrek (…)
Hierop legitimeerde ik mijzelf als buitengewoon opsporingsambtenaar van de Dienst Vervoer en Ondersteuning en deelde de betrokkene de reden van onze komst mede, namelijk de staandehouding van betrokkene.
4. De staatssecretaris stelt dat de binnentreding rechtmatig is geweest. De machtiging is er voor bedoeld om zonder toestemming binnen te treden. Voor de vraag hoe het binnentreden feitelijk heeft plaatsgevonden, moet worden gekeken naar het proces-verbaal ‘verslag van binnentreden’. Dat proces-verbaal is namelijk opgemaakt door de AVIM-medewerker die de machtiging heeft getoond. In het ‘verslag van binnentreden’ staat dat de verbalisant zich voorafgaand het binnentreden heeft gelegitimeerd, de machtiging heeft getoond en het doel heeft medegedeeld. Daarmee is aan de regels voldaan. De staatssecretaris vermoedt dat dit na het binnentreden nogmaals is gebeurd door de medewerker van DT&V die de M105 heeft opgesteld. Dat gaat specifiek over de staandehouding en niet over het binnentreden als zodanig. De staatssecretaris stelt zich subsidiair op het standpunt dat, als de rechtbank meent dat sprake is van een gebrek, dit dient te leiden tot een belangenafweging die in het voordeel van de staatssecretaris uitvalt.
5. De rechtbank is het met de staatssecretaris eens dat als de machtiging tot binnentreden wordt gebruikt overeenkomstig het doel waarvoor deze is afgegeven en met inachtneming van de daarvoor geldende regels, een afzonderlijke toestemming tot binnentreden niet meer nodig is. Echter is het in deze zaak niet duidelijk wat de feitelijke gang van zaken is geweest tijdens het binnentreden. Op dit punt is de rechtbank het dus eens met eiseres. In het proces-verbaal ‘schriftelijk verslag binnentreden’ staat immers eerst vermeld dat is binnengetreden middels sleutels, terwijl daarna staat vermeld dat er op de deur is geklopt, de deur door eiseres werd geopend en dat daarna de machtiging is getoond en de verbalisant zich heeft gelegitimeerd en het doel heeft medegedeeld. Dit proces-verbaal lijkt daarmee een tegenstrijdigheid over de feitelijke gang van zaken te bevatten. Verder staat er dat eiseres op haar bed bleef liggen. Dit impliceert dat eiseres niet zelf de deur heeft open gedaan. Hierdoor is het de rechtbank ook niet duidelijk of- en op welk moment de verbalisant zich heeft gelegitimeerd en mededeling heeft gedaan van het doel van het binnentreden, zoals is vereist in artikel 1, eerste lid, van de Awbi. De staatssecretaris heeft hier geen duidelijkheid over kunnen geven.