ECLI:NL:RBDHA:2024:5271

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
NL24.3313, NL24.3314 en NL24.3315
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. Bruinse - Pot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van niet-ontvankelijkheid van opvolgende asielaanvragen en de situatie in Moldavië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 april 2024, wordt de niet-ontvankelijkheid van opvolgende asielaanvragen van drie eisers beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 23 januari 2024 de aanvragen niet-ontvankelijk verklaard, met als argument dat Moldavië als veilig derde land geldt. De rechtbank behandelt de beroepen van de eisers, die van Russische en Moldavische afkomst zijn, en die eerder asielaanvragen hebben ingediend die zijn afgewezen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de eisers toegang hebben tot Moldavië, en dat er geen omstandigheden zijn die erop wijzen dat zij daar niet veilig kunnen leven. De eisers hebben niet aangetoond dat de staatssecretaris onterecht heeft aangenomen dat zij in Moldavië kunnen worden toegelaten. De rechtbank wijst erop dat de eisers eerder in een andere procedure al zijn beoordeeld en dat hun vrees voor vervolging in Moldavië niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet verplicht was om de aanvragen in de verlengde asielprocedure te behandelen, en dat de beroepsgronden van de eisers niet slagen. De uitspraak eindigt met de conclusie dat het beroep ongegrond is verklaard, zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.3313, NL24.3314 en NL24.3315

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 april 2024 in de zaken tussen

[eiser I], v-nummer: [nummer], eiser I,

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres, en
[eiser II], v-nummer: [nummer], eiser II
hierna: eisers
(gemachtigde: mr. I. Petkovski),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. E. Özel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de niet-ontvankelijkverklaring van hun opvolgende asielaanvragen. De staatssecretaris heeft met de bestreden besluiten van 23 januari 2024 deze aanvragen niet-ontvankelijk verklaard. Het terugkeerbesluit en het inreisverbod voor de duur van twee jaar die beiden eerder op 26 november 2021 zijn opgelegd, gelden nog steeds.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 11 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de niet-ontvankelijkverklaring van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Voorgeschiedenis
4. Eisers stellen de Russische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1973 (eiser I), [geboortedatum] 1976 (eiseres) en [geboortedatum] 2002 (eiser II). Eisers hebben eerder aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvragen bij besluiten van 26 november 2021 afgewezen, omdat zij (ook) de Moldavische nationaliteit hadden en de staatssecretaris zich op het standpunt had gesteld dat zij veilig in Moldavië konden verblijven. Deze besluiten staan in rechte vast. Bij uitspraak van 15 juli 2022 [1] heeft de rechtbank bepaald dat eisers eerste asielaanvraag terecht is afgewezen als ongegrond en dat zij in Moldavië geen gegronde vrees hebben op vervolging dan wel ernstige schade.
4.1.
Op 28 augustus 2023 hebben eisers opnieuw aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend en daarbij aangegeven dat zij nu officieel afstand hebben gedaan van hun Moldavische nationaliteit. Die aanvragen liggen ten grondslag aan de nu bestreden besluiten. De staatssecretaris heeft die aanvragen niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat Moldavië als een veilig derde land geldt voor eisers. Hij heeft hiermee toepassing gegeven aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000.
Het juridische kader
5. Indien de staatssecretaris stelt dat een land voor een vreemdeling een veilig derde land is, moet hij aannemelijk maken dat die vreemdeling een zodanige band heeft met dat land dat het voor die vreemdeling redelijk zou zijn daar naartoe te gaan. Dit kan het geval zijn als een vreemdeling in het verleden in dat land heeft gewoond, maar kan ook worden afgeleid uit andere individuele omstandigheden. [2] Verder moet de staatssecretaris een zogenoemde redelijkheidstoets verrichten, waarbij hij alle relevante individuele omstandigheden van een vreemdeling meeweegt.
Het bestreden besluit
6. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat in beginsel wordt aangenomen dat eisers een band hebben met Moldavië, omdat is gebleken dat zij vanaf hun geboorte tot en met juli 2023 de nationaliteit van dit land hebben gehad. Daarnaast hebben eisers verklaard dat zij tot en met 2014 in Moldavië hebben gewoond. Dat eisers zelf afstand hebben gedaan van deze nationaliteit, maakt dit niet anders omdat zij deze, gelet op de nationaliteitswetgeving van Moldavië, weer kunnen verkrijgen en daarmee toegang hebben tot Moldavië. Verder is eiser I samen met eiser II in 2018 teruggekeerd naar Moldavië om eiser II daar te laten dopen. Ze hebben ook familie in Moldavië wonen. Al deze omstandigheden samen maken volgens de staatssecretaris dat de banden van eisers met Moldavië dusdanig zijn dat redelijkerwijs verwacht mag worden dat zij terugkeren naar Moldavië. Er zijn geen omstandigheden gebleken waaruit volgt dat zij niet veilig kunnen leven in Moldavië. Volledigheidshalve wordt overwogen dat eisers daar ook toegang zullen hebben tot de nationale asielprocedure.
Toegang tot het derde land
7. Eisers betogen dat het terugkrijgen van de Moldavische nationaliteit niet mogelijk is, ondanks dat dit in de Moldavische Grondwet is vermeld. Ter onderbouwing daarvan, als een begin van bewijs, hebben eisers in beroep verwezen naar een website met een verhaal van een persoon en daarvan is een vrije vertaling overgelegd. Hieruit volgt wat dit persoon heeft meegemaakt. Dit persoon is namelijk geboren in Moldavië en woont al jaren in Rusland en heeft een dubbele nationaliteit. Hij vloog op 19 april 2023 naar de hoofdstad van Moldavië en liet zijn Russische paspoort zien, waarop staat dat hij is geboren in Moldavië, en hij had zijn geboorteakte meegenomen en hem werd meteen door de grenswachters de toegang geweigerd en hij werd illegaal vastgehouden. Eisers zijn van mening dat de staatssecretaris dan ook ten onrechte enkel de Grondwet als uitgangspunt neemt. Dit is in strijd met de samenwerkingsverplichting zoals die volgt uit artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn. De staatssecretaris had meer landeninformatie moeten betrekken nu eisers zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat ze niet naar Moldavië kunnen gaan en ook het risico lopen uitgezet te worden naar Rusland. Zie in dit verband ook artikel 3 van de Kwalificatierichtlijn en artikel 10 van de Procedurerichtlijn. De staatssecretaris erkent ook zelf dat de Moldavische autoriteiten niet altijd de Grondwet volgen, zoals bij de uitzetting van Turkse asielzoekers in 2018.
7.1.
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft overwogen [3] moet de staatssecretaris, indien hij tegenwerpt dat een land voor een vreemdeling een veilig derde land is, aannemelijk maken dat die vreemdeling wordt toegelaten tot dat land en dient hij hiertoe aan de hand van informatie uit algemene bronnen, of op basis van de verklaringen van die vreemdeling, redenen aan te dragen waarom toegang in beginsel mogelijk moet zijn. Verder heeft de Afdeling overwogen dat het vervolgens aan die vreemdeling is om aan te tonen dat de door de staatssecretaris geschetste mogelijkheden om toegang te krijgen tot dat land, in zijn geval niet aanwezig zijn.
7.2.
De beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris voldoende aannemelijk gemaakt dat eisers worden toegelaten tot Moldavië en aan de hand van informatie uit algemene bronnen, namelijk de Grondwet van Moldavië, redenen aangedragen waarom toegang in beginsel mogelijk is. De staatssecretaris wijst op artikel 16 van de Wet op het Staatsburgerschap van Moldavië [4] waaruit volgt dat eisers opnieuw toegang kunnen krijgen tot Moldavië na het opzeggen van hun nationaliteiten, namelijk middels het wederom verkrijgen van de Moldavische nationaliteit. Dat eisers de Moldavische nationaliteit niet meer bezitten maakt het dus niet anders. Eisers geven niet aan welke landeninformatie de staatssecretaris had moeten betrekken bij zijn oordeel. Uit de hierboven genoemde jurisprudentie volgt verder, dat het nu aan eisers is om aan te tonen dat de door de staatssecretaris geschetste mogelijkheden er niet zijn. Dit is een zwaardere bewijslast dan waar eisers vanuit gaan, die immers stellen dat zij slechts een begin van bewijs hoeven te leveren. Verder stelt de staatssecretaris terecht dat van eisers verlangd mag worden dat zij proberen opnieuw toegang te krijgen en dat zij dit niet hebben gedaan [5] en het dan ook niet aannemelijk is dat zij geen toegang zullen krijgen tot Moldavië. Het is vervolgens aan eisers om aan te tonen dat de door de staatssecretaris geschetste mogelijkheid om toegang te krijgen tot Moldavië in hun geval niet aanwezig is. Hier zijn eisers naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. De staatssecretaris stelt zich ter zitting terecht op het standpunt dat hij in de enkele vertaling van de aangehaalde website ook geen aanleiding ziet om een ander standpunt in te nemen aangezien er geen aanknopingspunten zijn dat dit ook in eisers geval zal gebeuren. Dit is naar het oordeel van de rechtbank een op zichzelf staand verhaal dat weinig zegt over de situatie van eisers en het betreft ook een ander geval dan de situatie waarin eisers zich verkeren. Eisers hebben gelet daarop met dit individuele verhaal niet aangetoond dat voor hen geen toegang mogelijk is.
7.3.
De stelling van eisers dat zij risico lopen te worden uitgezet naar Rusland maakt het voorgaande ook niet anders. De staatssecretaris wijst erop dat eisers tijdens hun gehoren gewezen zijn op artikel 18 van de Moldavische Grondwet. [6] Daaruit volgt dat eisers als burger van Moldavië, nu zij de nationaliteit opnieuw kunnen verkrijgen, niet kunnen worden uitgeleverd of verbannen uit Moldavië. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat het gegeven dat eisers de wet niet vertrouwen niet maakt dat daarvan niet kan worden uitgegaan. De staatssecretaris wijst verder op het Country Reports on Human Rights Practices Moldova uit 2022 waarin is te lezen dat er geen zaken bekend zijn waarin het non-refoulement principe is overtreden in Moldavië. De staatssecretaris stelt terecht dat het feit dat er eenmalig in 2018 een uitzetting van Turkse asielzoekers [7] is geweest niet betekent dat eisers in hun geval daardoor een risico lopen om terug te worden gestuurd naar Rusland. Uit openbare bronnen volgt bovendien dat de medewerkers die daarbij betrokken waren daarvoor terecht zijn gesteld. Eisers zijn er daarom niet in geslaagd om aan te tonen dat de door de staatssecretaris geschetste mogelijkheden om hun nationaliteit terug te krijgen en toegang te krijgen tot Moldavië niet bestaan, of voor hen niet bestaan.
Inhoudelijke beoordeling situatie derde land
8. Eisers betogen dat Moldavië geen veilig land is. De staatssecretaris heeft ook erkend dat dit niet het geval is nu Moldavië in zijn algemeenheid niet als veilig land kan worden aangemerkt. [8]
8.1.
Zoals de Afdeling heeft overwogen [9] moet de staatssecretaris bij het onderzoek naar en de beoordeling van een veilig derde land de in artikel 3.37e, eerste lid, van het VV 2000 genoemde informatiebronnen gebruiken, mits zij beschikbaar zijn. Ook kan hij andere onafhankelijke, betrouwbare en objectieve bronnen gebruiken. Verder heeft de Afdeling overwogen dat om het mogelijk te maken dat een vreemdeling zich kan verweren tegen het standpunt dat een bepaald land voor hem een veilig derde land is, het verrichte onderzoek en de gemaakte beoordeling inzichtelijk moeten zijn. De staatssecretaris moet daarom uiterlijk in het besluit uitleggen welke bronnen hij heeft gebruikt en inzichtelijk maken op welke wijze hij de informatie uit die bronnen bij zijn beoordeling heeft betrokken. Als de staatssecretaris een land voor een vreemdeling als veilig derde land beschouwt en dat land ook heeft aangewezen als veilig land van herkomst, kan hij naar de bronnen en de motivering die aan die aanwijzing ten grondslag liggen verwijzen. Hij moet dan nog wel de individuele situatie van de vreemdeling betrekken en moet aanvullend motiveren wat de situatie van derdelanders in het betreffende land is.
8.2.
De beroepsgrond slaagt niet. Ten aanzien van de algemene omstandigheden in Moldavië heeft de staatssecretaris terecht verwezen naar de uitspraak van 15 juli 2022, waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat eisers hun eerste asielaanvraag terecht is afgewezen als ongegrond en zij in Moldavië geen gegronde vrees hebben op vervolging dan wel ernstige schade. Eisers voeren in hun gehoor opvolgende aanvraag geen nieuwe elementen aan die zien op hun vrees bij terugkeer, anders dan de omstandigheid omtrent de nationaliteit. Dit is ter zitting ook bevestigd door de gemachtigde van eisers. De problemen die eisers verder aanvoeren zien op hun omstandigheden in Rusland en niet in Moldavië. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat, doordat eisers vrees eerder is beoordeeld en in rechte vast is komen te staan, hun vrees bij terugkeer naar Moldavië niet aannemelijk is.
Verlengde asielprocedure
9. Eisers betogen dat de staatssecretaris ten onrechte de zaken niet in de verlengde asielprocedure heeft behandeld. Dit had eisers meer tijd gegeven om onderbouwing van hun standpunten aan te leveren. Het klopt dat het een tweede aanvraag betreft, maar dat betekent niet dat eisers bij het indienen van de aanvragen op de hoogte moeten zijn van alle relevante documenten zoals de staatssecretaris stelt. Deze worden meestal procedureel bepaald door het standpunt van de staatssecretaris. In de vorige asielprocedure stond nog vast dat eisers de Moldavische nationaliteit hadden, dan wel niet hadden aangetoond dat ze deze niet hadden. Daarbij komt dat de staatssecretaris ook meer had moeten onderzoeken en ook om die rede voor de verlengde asielprocedure had moeten kiezen.
9.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen rechtsregel die de staatssecretaris verplicht om deze aanvraag te behandelen in de verlengde asielprocedure. De staatssecretaris stelt zich daarnaast terecht op het standpunt dat hij heeft voldaan aan de bewijslastverdeling zoals uit de rechtspraak volgt zoals besproken onder 7.1. Het is aan eisers om het tegendeel aannemelijk te maken. Dat eisers geen nadere termijn is gegund voor het vergaren van bewijs is mede gelegen in het feit dat eisers niet aangeven welke bewijzen binnen welke termijn zij precies kunnen verkrijgen. De staatssecretaris heeft hierin terecht onvoldoende aanleiding gezien om eisers meer tijd te gunnen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse - Pot, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. Voors, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummers: NL21.18856, NL21.18857, NL21.18858, NL21.18859, NL21.18860
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2356.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3379.
5.Zie p. 5 en 6 gehoor opvolgende aanvraag eiser I, p. 5 gehoor opvolgende aanvraag eiseres en p. 5 gehoor eiser II.
7.Zie Moldova 2018 Human Rights Report (pagina 23).
8.IB 2020/120 Beoordeling veilig derde land – Moldavie.
9.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3379.