In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 11 april 2024, zijn de beroepen van twee Syrische eisers tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid behandeld. De staatssecretaris had de aanvragen van de eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij al internationale bescherming genieten in Bulgarije. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van hun aanvragen in stand blijft. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de hoorplicht heeft geschonden ten aanzien van eiser 2, de minderjarige zoon van eiser 1, maar dat dit niet heeft geleid tot een schending van zijn belangen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat de eisers zich tot de Bulgaarse autoriteiten kunnen wenden voor ondersteuning en dat er geen reden is om aan te nemen dat Bulgarije zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser 2, vastgesteld op € 1.750,-.