In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 16 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 16 november 2023 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die stelt dat hij niet de Gambiaanse maar de Amerikaanse of Franse nationaliteit heeft, betoogt dat er geen zicht op uitzetting naar Gambia is. De rechtbank oordeelt dat dit betoog niet slaagt, aangezien eiser tijdens de ophouding heeft verklaard Gambiaans te zijn en een Gambiaanse identiteitskaart te bezitten. De staatssecretaris heeft terecht een procedure tot afgifte van een laissez-passer opgestart bij de Gambiaanse autoriteiten.
Daarnaast wordt het argument van eiser dat de staatssecretaris niet voortvarend genoeg handelt in de uitzettingsprocedure verworpen. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris op meerdere momenten bij de Gambiaanse autoriteiten heeft geïnformeerd naar de status van de aanvraag. Eiser heeft ook verzocht om een lichter middel dan bewaring, maar de rechtbank oordeelt dat hij dit niet heeft onderbouwd. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat er geen aanleiding is om deze op te heffen of te wijzigen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.