ECLI:NL:RBDHA:2024:5246

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
F.09/23/109
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tweede verlenging van de inbewaringstelling van gefailleerde wegens onvoldoende openheid van zaken

Op 12 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van [naam 1], die in faillissement verkeert. De curator, mr. J.A. Dullaart, had op 11 april 2024 verzocht om een tweede verlenging van de inbewaringstelling van [naam 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam 1] nog steeds onvoldoende openheid van zaken heeft gegeven, ondanks eerdere verzoeken en waarschuwingen. De curator heeft ontdekt dat [naam 1] in de buurt van Nice Airport een opslagbox heeft, die hij niet heeft gemeld, en dat hij na zijn faillietverklaring een dure Rolex heeft aangeschaft. Deze informatie kwam pas aan het licht door eigen onderzoek van de curator, wat aantoont dat [naam 1] selectief is in zijn informatieverstrekking. De rechtbank oordeelt dat de inbewaringstelling moet worden verlengd, omdat [naam 1] zijn verplichtingen uit de Faillissementswet niet nakomt. De rechtbank benadrukt dat het op de weg van [naam 1] ligt om volledige openheid van zaken te geven en de curator actief te informeren, zodat een goede afwikkeling van het faillissement kan plaatsvinden. De termijn van de inbewaringstelling wordt verlengd met maximaal dertig dagen, te beginnen op 13 april 2024.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – meervoudige kamer
insolventienummer: C/09/23/109 F
uitspraakdatum : 12 april 2024
In het faillissement van:
[naam 1] ,
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer KVK] ,
woonadres: [postcode] [woonplaats] , [adres] ,
gefailleerde (hierna: [naam 1] ),
heeft de curator, mr. J.A. Dullaart , op 11 april 2024 verzocht de inbewaringstelling van [naam 1] voor een tweede maal te verlengen.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de hierna genoemde stukken:
  • de voordracht tot inbewaringstelling door de rechter-commissaris van 23 juni 2023;
  • de beschikking van de rechtbank van 23 juni 2023 waarin de inbewaringstelling wordt bevolen;
  • de nieuwe voordracht tot inbewaringstelling door de rechter-commissaris van 20 december 2023;
  • de nieuwe beschikking van de rechtbank van 20 december 2023 waarin de inbewaringstelling op andere gronden wordt bevolen;
  • het verzoekschrift ex artikel 88 van de Faillissementswet (Fw) van mr. R.A.R. Hoekman namens [naam 1] van 14 februari 2024 tot opheffing dan wel schorsing van de inbewaringstelling;
  • het advies van de rechter-commissaris van 22 februari 2024 over het 88 Fw-verzoek;
  • de beschikking van de rechtbank van 27 februari 2024 waarin het 88 Fw-verzoek wordt afgewezen;
  • het verzoekschrift, met bijlagen, van de curator van 1 maart 2024 tot verlenging van de inbewaringstelling;
  • het advies van de waarnemend rechter-commissaris van 6 maart 2024 over het verzoek tot verlenging van de inbewaringstelling;
  • de beschikking van de rechtbank van 12 maart 2024 waarin de inbewaringstelling is verlengd met ten hoogste dertig dagen;
  • het verzoekschrift, met bijlagen, van de curator van 11 april 2024 tot verlenging voor een tweede maal van de inbewaringstelling;
  • het advies van de rechter-commissaris van 11 april 2024 over het verzoek tot verlenging voor een tweede maal van de inbewaringstelling.
1.2.
Bij beschikking van 12 maart 2024 is het bevel tot inbewaringstelling met een termijn van ten hoogste dertig dagen verlengd, welke verlengde termijn aanving op 14 maart 2024. Dit houdt in dat laatstgenoemde termijn op 12 april 2024 zal aflopen.
1.3.
De behandeling van het huidige verzoek tot verlenging van de inbewaringstelling heeft plaatsgevonden op 11 april 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen en gehoord:
  • [naam 1] , voornoemd,
  • mr. W.J. Koops, advocaat van [naam 1] ,
  • mr. Dullaart , voornoemd, vergezeld door zijn kantoorgenoot mr. M.W.H. Huyssen van Kattendijke en een stagiair.
1.4.
De rechtbank heeft meegedeeld dat op uiterlijk op 12 april 2024 om 16:00 uur, dus vóór het aflopen van de verlengde termijn van de inbewaringstelling, uitspraak wordt gedaan.

2.Standpunt van partijen

2.1.1.
De curator verzoekt de rechtbank om de inbewaringstelling te verlengen. [naam 1] heeft zeer recent klaarblijkelijk onjuiste inlichtingen verschaft dan wel inlichtingen verzwegen omtrent feiten die de curator deels uit eigen onderzoek bekend zijn geworden. Slechts door middel van een tip is de curator erachter gekomen dat [naam 1] in de buurt van Nice Airport een Shurgard-opslagbox houdt, welke wordt betaald vanaf een voor de curator onbekende bankrekening. Vast staat dat [naam 1] de curator niet heeft geïnformeerd over deze aangehouden bankrekening. [naam 1] heeft zelfs verklaard géén opslag aan te houden.
Pas dinsdag 9 april jl. heeft [naam 1] de curator verteld dat er in diverse hotels in Frankrijk, Londen en Rijswijk kleding van hem was opgeslagen. Deze zou zijn opgehaald door de ex-vriendin van [naam 1] en door haar zijn verkocht. Uit afschriften van de rekening die [naam 1] in Monaco aanhield bij de Societé Générale blijkt dat hij tussen augustus 2022 en juni 2023 voor ongeveer € 48.000,- aan dure merkkleding heeft aangeschaft. De curator vermoedt dat het om die bewuste kleding gaat.
2.1.2.
Van het OM heeft de curator afschriften gekregen van voornoemde bij de Société Générale aangehouden bankrekening. Uit die afschriften blijkt dat [naam 1] in juni 2023 – ná zijn faillietverklaring – in Monaco een Rolex ter waarde van € 50.000,- heeft aangeschaft. [naam 1] heeft hierover verklaard dat hij het horloge ‘op de pof’ had gekocht en pas in juni heeft afgerekend. Pas dinsdag 9 april jl. heeft [naam 1] verklaard dat het hem te binnen is geschoten dat het horloge door hem in onderpand bij de heer [naam 2] is gegeven. De curator acht het ongeloofwaardig dat het [naam 1] pas afgelopen dinsdag te binnen is geschoten.
2.1.3.
Eerder heeft [naam 1] verklaard dat hij aan de beleggers/crediteuren ‘winstrechten’ heeft verkocht. Dinsdag 9 april jl. heeft [naam 1] hierover nadere uitleg gegeven, die de curator heeft getracht te verifiëren. Echter, de betreffende partij ‘Bolder Group’ (een Nederlands trustfond) verklaart de door [naam 1] gestelde onderliggende contracten van deze ‘winstrechten’ niet te hebben. Het is volstrekt onduidelijk of [naam 1] via Tavira/Roca Ventures nog recht heeft op enig winstdeel of een andere vergoeding en evenmin of hij daarmee inleg en rendement van zijn ‘Nederlandse’ cliënten – de crediteuren in het faillissement – kan betalen.
2.1.4.
Inmiddels heeft [naam 1] – in tegenstelling tot eerdere verklaringen – verklaard weinig, en voor een deel helemaal geen, administratie te hebben bijgehouden. Enige administratie zou weer beschikbaar moeten zijn via andere e-mailaccounts. De betreffende provider (TransIP) heeft echter verklaard dat de bewuste accounts niet op naam van [naam 1] staan.
2.1.5.
Op basis van de bankafschriften van de Societé Générale staat vast dat [naam 1] aan zijn vader circa € 28.000,- heeft overgemaakt, waarvan een deel ná faillietverklaring. Hierover heeft [naam 1] tot op heden geen bevredigende uitleg gegeven. Zijn vader zou hem bedragen hebben voorgeschoten. [naam 1] senior heeft de curator hiertoe bankafschriften gestuurd, maar de lezing van [naam 1] senior valt daaruit niet af te leiden en [naam 1] senior weigert verdere uitleg te geven.
2.1.6.
Subsidiair verzoekt de curator tijdens een verlenging van de inbewaringstelling het bevel te schorsen als [naam 1] aan een zevental voorwaarden voldoet.
2.2.
De rechter-commissaris heeft op 11 april 2024 haar standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt. Samengevat komt het erop neer dat de rechter-commissaris zich schaart achter het verzoek van de curator, omdat [naam 1] nog altijd niet heeft voldaan aan de informatieplicht die op hem rust. De rechter-commissaris acht de verklaringen van [naam 1] niet (steeds) geloofwaardig en in ieder geval onvolledig. Illustratief in dit verband is de onlangs ontdekte opslagbox op Nice Airport (Frankrijk), terwijl [naam 1] aan de curator had verklaard geen zaken (waar dan ook) meer in opslag te hebben. Hieruit blijkt dat [naam 1] zich niet alleen niet houdt aan de op hem rustende inlichtingenplicht, maar ook dat hij deze plicht bewust schendt. Voorts acht de rechter-commissaris het feit dat [naam 1] zelfs nog nadat zijn faillissement was uitgesproken verschillende grote uitgaven heeft gedaan, die hij tot voor kort aan de curator heeft verzwegen, reden om de inbewaringstelling te verlengen. De rechter-commissaris verzoekt de rechtbank de termijn van de inbewaringstelling te verlengen, of anders de door de curator genoemde schorsingsvoorwaarden op te nemen.
2.3.
[naam 1] verzoekt afwijzing van de verzochte verlenging van de termijn van de inbewaringstelling. De door de curator aangevoerde gronden kunnen een gijzeling, wat [naam 1] betreft, niet langer rechtvaardigen. De verlenging van de gijzeling moet uiterst noodzakelijk zijn en is onder meer bedoeld om aan te zetten tot het geven van inlichtingen. Dat [naam 1] verstrekte inlichtingen vervolgens door derden worden tegengesproken en daar discussie over bestaat, kan hem niet worden verweten. [naam 1] heeft, voordat het voorliggende verzoek van de curator werd ingediend, de curator uit eigen beweging geïnformeerd over de Rolex. [naam 1] acht het onbestaanbaar dat deze (correcte) inlichting ten grondslag wordt gelegd aan een verlenging van de inbewaringstelling. Ook benadrukt [naam 1] nadrukkelijk dat een gijzeling niet is bedoeld om bepaalde rechtshandelingen te verrichten of terug te draaien, hetgeen de curator van [naam 1] verlangt in de door hem opgestelde schorsingsvoorwaarden. Kortom, [naam 1] begrijpt dat er consequenties kunnen worden verbonden aan de onoverzichtelijke situatie (met name de administratie) in het faillissement, maar niet in de vorm van een (verlengde) gijzeling.
2.4.
Op de standpunten van de curator, rechter-commissaris en [naam 1] wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Ter beoordeling aan de rechtbank ligt een verzoek tot verlenging van de inbewaringstelling. De rechtbank moet in dit kader de vraag beantwoorden of op basis van de huidige stand van zaken nog gronden voor inbewaringstelling aanwezig zijn, en zo ja, of die gronden nog steeds een voortgezette inbreuk op de persoonlijke vrijheid van [naam 1] rechtvaardigen. Daarbij moet de rechtbank het recht op persoonlijke vrijheid van [naam 1] – waaraan naarmate de inbewaringstelling langer duurt een zwaarder gewicht toekomt – afwegen tegen de bij de voortduring van de inbewaringstelling betrokken belangen.
3.2.
De rechtbank is op grond van de informatie van de curator en hetgeen [naam 1] tijdens de zitting heeft verklaard van oordeel dat hij nog steeds niet de hem in artikel 105 lid 1 Fw opgelegde verplichtingen nakomt. Het verzoek zal daarom worden toegewezen. Dit wordt als volgt gemotiveerd.
3.3.
Artikel 105 lid 1 Fw verplicht [naam 1] om de curator alle inlichtingen te verschaffen die de curator nodig heeft voor een goede afwikkeling van het faillissement. De curator is immers belast met het beheer en de vereffening van de failliete boedel. [naam 1] moet gevraagd en ongevraagd de curator informeren over feiten en omstandigheden waarvan hij weet of behoort te weten dat deze voor de omvang, het beheer of de vereffening van de boedel van belang zijn. Meer in het bijzonder moet [naam 1] opgave doen van al zijn bezittingen, volledige inzage geven in zijn administratie en duidelijk maken wat er met de door hem ontvangen gelden en de daarvan door hem aangeschafte goederen is gebeurd. Hierbij mag hij er niet van uitgaan dat de curator hem op zijn woord gelooft, maar zal hij zijn informatie met schriftelijke stukken moeten onderbouwen.
3.4.
[naam 1] geeft nog altijd onvoldoende openheid van zaken. De curator komt met name achter nieuwe informatie door zelf onderzoek te doen, zoals de recent door de curator ontdekte Shurgard-opslagbox nabij Nice Airport, het na datum faillietverklaring aangeschafte en in onderpand gegeven Rolex-horloge en de betalingen aan de vader van [naam 1] na datum faillissement. Dat [naam 1] selectief blijft in zijn informatieverstrekking, blijkt ook uit het feit dat hij pas ter zitting heeft verklaard nóg een opslagbox bij Verhuisservice24 te Den Haag te hebben. Met de selectieve informatie die [naam 1] wel verstrekt, wordt de curator op pad gestuurd om die informatie bij derden op te vragen dan wel te verifiëren. Die derden berichten echter veelal niet of afwijzend, waardoor de curator zich opnieuw tot [naam 1] dient te wenden, zonder dat het probleem wordt opgelost. In plaats van zelf actief informatie te verstrekken stuurt [naam 1] de curator naar derden, die vervolgens zeggen van niets te weten of met een andere versie van de feiten komen. Zo werd onlangs door [naam 1] verklaard dat er administratie bij zijn oom is en dat de curator die administratie bij zijn oom kan ophalen, terwijl hij dit eerder had kunnen en moeten verklaren en ook zelf zijn oom had kunnen vragen de administratie bij de curator af te leveren. Vorenstaande opstelling van [naam 1] veroorzaakt dat de curator telkens wordt geconfronteerd met nieuwe informatie, waarmee hij [naam 1] dient te confronteren en vervolgens nader onderzoek dient te doen. De opstelling van [naam 1] zal moeten verbeteren voordat schorsing dan wel opheffing van de inbewaringstelling aan de orde kan zijn. Het ligt op de weg van [naam 1] om volledige openheid van zaken te geven en de curator (actief) te informeren, zodat de curator tot een goede afwikkeling van het faillissement kan komen. De informatie die [naam 1] verstrekt aan de curator, dient hij ook zo veel als mogelijk te onderbouwen met schriftelijke stukken.
3.5.
Het verzoek van de curator zal dus worden toegewezen, zodat de inbewaringstelling zal worden verlengd. Het subsidiaire verzoek tot schorsing van de inbewaringstelling zal dus worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- bepaalt dat de termijn van het bevel tot inbewaringstelling van [naam 1] van 20 december 2023 opnieuw wordt verlengd met een termijn van ten hoogste dertig dagen, welke verlengde termijn aanvangt op 13 april 2024;
- wijst af het subsidiaire verzoek tot schorsing van de inbewaringstelling van [naam 1] .
Dit is een beslissing van mr. D. de Loor, voorzitter, mr. C.M.A de Koning en mr. M.R. Aaron, rechters, in samenwerking met C.R. Cortenbach-van der Lek en M.Y.P.M. Zeeman, griffiers. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 april 2024.