ECLI:NL:RBDHA:2024:5175

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
NL24.6095
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van proceskosten in asielprocedure met betrekking tot Dublinverordening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzoek van een asielzoeker om een voorlopige voorziening. De verzoeker had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, omdat zijn asielaanvraag niet in behandeling was genomen. Dit gebeurde op de grond dat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Op 14 maart 2024 heeft de verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding. De staatssecretaris heeft hierop gereageerd en geen aanleiding gezien voor een vergoeding van de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. In de overwegingen werd ingegaan op de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die de veroordeling in proceskosten regelen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er in dit geval geen sprake was van tegemoetkomen aan het verzoek om een voorlopige voorziening, aangezien de verzoeker zijn verzoek had ingetrokken voordat het beroep op zitting werd behandeld. De rechtbank had eerder op 18 maart 2024 het beroep ongegrond verklaard.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen, omdat er geen aanleiding was om de staatssecretaris te veroordelen in de gemaakte kosten. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. S.D.C.J. Verheezen, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep of verzet.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6095

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.J.A. Rinkes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 16 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen op de grond dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 14 maart 2024, 7.09 uur, heeft verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Verweerder heeft op dat verzoek gereageerd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.
De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bbp). Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige voorzieningenprocedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift tegemoet is gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. In een voorlopige voorzieningenprocedure wordt geheel of gedeeltelijk tegemoetgekomen indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het besluit voorlopig opschort, dan wel een maatregel neemt waartoe het verzoek om een treffen van een voorlopige voorziening strekt. [1] De voorzieningenrechter is van oordeel dat er in dit geval geen sprake is van tegemoetkomen aan het verzoek om een voorlopige voorziening. Immers, verzoeker heeft het verzoek ingetrokken, voordat het beroep op zitting van 14 maart 2024, 11.30 uur, werd behandeld. De rechtbank heeft vervolgens bij uitspraak van 18 maart 2024 (NL24.6094) uitspraak gedaan op het beroep en het beroep ongegrond verklaard. Dat verzoeker zich genoodzaakt heeft gezien het verzoek in te dienen, omdat het enkel indienen van het beroep de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet opschort is niet relevant voor de beoordeling of tegemoet is gekomen aan verzoeker. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding om verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten te veroordelen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Vergelijk CRvB 24 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3263.