ECLI:NL:RBDHA:2024:5083

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
NL24.3351
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens kennelijk ongegrondheid en geloofwaardigheid van verklaringen over politieke activiteiten in Iran

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 april 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraanse nationaliteit, heeft op 3 december 2023 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij vreesde voor vervolging in Iran vanwege zijn politieke activiteiten en het bezit van het verboden boek 'De Duivelsverzen'. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser zijn paspoort had verscheurd en zijn verklaringen over de inval in zijn woning ongeloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 8 maart 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Iran te vrezen had voor vervolging of ernstige schade. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder zijn deelname aan demonstraties en zijn activiteiten op sociale media, niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris bevestigd en het beroep ongegrond verklaard. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.3351

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. J. van Veelen-de Hoop),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Procesverloop

Bij besluit van 29 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, K. Soltani als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Iraanse nationaliteit te hebben. Op 3 december 2023 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland. Als reden voor zijn asielaanvraag heeft hij het volgende verklaard. Eiser bewaarde thuis op verzoek van een vriend een exemplaar van het verboden boek De Duivelsverzen van Salman Rushdie. Van zijn ouders hoorde hij dat de politie tijdens eisers afwezigheid de woning is binnengevallen op zoek naar dit boek. Eiser is hierna ondergedoken in het huis van zijn zus en vervolgens uit Iran vertrokken. Daarnaast heeft hij als reden voor zijn asielaanvraag aangevoerd dat hij in 2022 in Iran heeft deelgenomen aan demonstraties tegen het regime. Eisers auto is toen beschoten met gele verf. Van een omstander kreeg eiser te horen dat dit bedoeld was als markering om eiser op een later moment te kunnen arresteren. Verder was eiser op sociale media kritisch op de Iraanse autoriteiten. Ook in Nederland heeft eiser deelgenomen aan demonstraties tegen het Iraanse regime. Eiser vreest dat hij bij terugkeer naar Iran zal worden ondervraagd, gearresteerd en vervolgd door de Iraanse autoriteiten.
Verweerder vindt eisers verklaringen over het bezit van een exemplaar van de Duivelsverzen en de daarmee samenhangende inval ongeloofwaardig. Wel volgt verweerder eisers politieke activiteiten in Iran en Nederland. In het bestreden besluit is echter geconcludeerd dat eiser als gevolg van die activiteiten niet heeft te vrezen voor vervolging en bij terugkeer in Iran geen reëel risico loopt op ernstige schade. De aanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond, [1] omdat eiser met het oog op zijn asielaanvraag zijn paspoort heeft verscheurd. Aan eiser is een vertrektermijn onthouden. Daarnaast is een inreisverbod voor de duur van twee jaar tegen eiser uitgevaardigd.
3. Eiser voert hiertegen aan dat verweerder ten onrechte eisers activiteiten op sociale media niet als apart relevant element heeft beoordeeld. De inval in de woning vanwege De Duivelsverzen is ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft na de zienswijze een specifieke tegenwerping in dit verband laten vallen. Verweerder had daarom moeten motiveren welke gevolgen dit heeft voor de nieuwe beoordeling van de geloofwaardigheid. . Ook heeft verweerder in strijd met WI 2014/10 [2] gehandeld door niet kenbaar zijn tegenwerpingen af te wegen tegen de verklaringen die hij geloofwaardig acht.
Volgens eiser kan worden aangenomen dat hij is te traceren als deelnemer aan de demonstraties in 2022 in Iran. Hij wijst er daarbij op dat eiser herkenbaar is op foto’s van de demonstraties in Nederland. Deze foto’s zijn op sociale media geplaatst. Iran maakt gebruik van gezichtsherkenningstechnieken en van informanten die in Nederland actief zijn. Eiser vreest daarom bij terugkeer in Iran te worden ondervraagd en gearresteerd. Van eiser mag niet worden verwacht dat hij zich bij terugkeer terughoudend zal opstellen bij het uiten van zijn politieke overtuiging. Eisers asielaanvraag is ten slotte ten onrechte kennelijk ongegrond verklaard, aangezien hij zijn paspoort niet te kwader trouw heeft verscheurd en hij alsnog een echt bevonden identiteitsdocument heeft overgelegd. Verweerder heeft daarom ten onrechte een terugkeerbesluit en een inreisverbod uitgevaardigd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De relevante elementen
4. Uit het bestreden besluit blijkt dat eisers activiteiten op sociale media zijn betrokken bij de beoordeling van het tweede relevante element: ‘Deelname aan demonstraties in 2022’. Verweerder heeft terecht gesteld dat eiser zijn activiteiten op sociale media niet zelfstandig, maar in samenhang met zijn deelname aan de demonstraties heeft genoemd als reden voor de gestelde vrees bij terugkeer naar Iran. Verweerder heeft de deelname aan demonstraties en eisers activiteiten op sociale media in Iran geloofwaardig geacht. In het bestreden besluit is vervolgens beoordeeld of deze geloofwaardig geachte elementen leiden tot het aannemen van vluchtelingschap, dan wel een reëel risico op ernstige schade. Dat eisers activiteiten op sociale media niet als apart element zijn vermeld, maakt dan ook niet dat het onderzoek naar eisers asielmotieven onvoldoende is geweest.
De inval in de woning vanwege het bezit van De Duivelsverzen
5. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat het onduidelijk blijft waarom eiser uitsluitend bij wijze van vriendendienst een boek in huis zou nemen waarin hij zelf geen interesse heeft en waarvan hem is verteld dat het verboden is, gelet op de hieraan verbonden risico’s. Hierbij heeft verweerder terecht gewezen op wisselende verklaringen van eiser over de vraag of hij wist dat het bezit van het boek strafbaar is. Ook is niet duidelijk geworden hoe de Iraanse autoriteiten op de hoogte zijn geraakt van het feit dat eiser het boek in huis had. Eiser vermoedt dat zijn vriend is gearresteerd en de autoriteiten heeft ingelicht, maar hij heeft dat niet weten te onderbouwen. Eiser heeft verklaard één maal te hebben gebeld naar zijn vriend maar zegt verder geen pogingen te hebben ondernomen om diens situatie te achterhalen. Eiser heeft geen documenten overgelegd die de inval in zijn huis vanwege het boek onderbouwen. Ten slotte heeft eiser wisselend verklaard over de wijze waarop hij Iran is uitgereisd, waarbij eiser als laatste heeft verklaard dat hij legaal is vertrokken vanaf de luchthaven van Teheran. Verweerder heeft eisers verklaringen over de inval in de woning dan ook niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
6. Dat verweerder in het bestreden besluit niet langer tegenwerpt dat eisers vriend geen onderzoek had gedaan naar de strafbaarheid van De Duivelsverzen, staat er niet aan in de weg dat verweerder op basis van het geheel aan resterende tegenwerpingen nog altijd heeft kunnen concluderen dat eisers verklaringen over het bezit van het boek en de daarmee samenhangende inval niet geloofwaardig zijn. Het bestreden besluit is hiermee in zoverre voldoende gemotiveerd. Niet wordt gevolgd dat verweerder hiernaast nog gehouden zou zijn om nader in te gaan op alle overige verklaringen van eiser. Een dergelijke verplichting volgt niet uit de WI 2014/10. Eiser heeft ook niet geconcretiseerd welke van zijn verklaringen volgens hem ten onrechte niet in de integrale beoordeling zijn betrokken.
Vrees als gevolg van politieke activiteiten in Iran en Nederland
7. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat eisers vrees voor vervolging of ernstige schade vanwege de deelname aan demonstraties en activiteiten op sociale media niet aannemelijk is. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten aangedragen dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Iraanse autoriteiten. Niet is gebleken dat de Iraanse autoriteiten eiser in beeld hebben als willekeurige deelnemer aan de massale demonstraties in 2022. Ook heeft verweerder erop gewezen dat eiser de berichten op zijn sociale media account heeft verwijderd, dat eiser met dat account geen groot bereik had en dat eiser inmiddels niet meer actief is op sociale media. Eiser heeft voor zijn vertrek uit Iran geen problemen ondervonden als gevolg van zijn politieke activiteiten en hij is legaal uitgereisd. Voor zover het gaat om eisers deelname aan een tweetal demonstraties in Nederland heeft verweerder terecht opgemerkt dat ook hier niet is gebleken van een bijzondere rol van eiser en dat niet aannemelijk is geworden dat de Iraanse autoriteiten van eisers deelname op de hoogte zijn. Niet is gebleken van daadwerkelijke monitoring door de Iraanse autoriteiten. Evenmin is gebleken dat foto’s van eiser tijdens de demonstraties in Nederland, zoals in beroep overgelegd, zijn geplaatst op openbare sociale media accounts met een groot bereik. De omstandigheid dat eiser bij terugkeer naar Iran kan worden ondervraagd over zijn asielmotief, maakt nog niet aannemelijk dat eiser daarna zal worden vervolgd of te vrezen heeft voor ernstige schade. Uit de landinformatie waar verweerder naar heeft verwezen in het bestreden besluit volgt dat de Iraanse autoriteiten weinig aandacht hebben voor terugkerende asielzoekers. Zij worden weliswaar ondervraagd bij aankomst, maar arrestatie en mishandeling zijn daarbij niet gebruikelijk. [3] Nu niet aannemelijk is geworden dat eiser een profiel heeft waar de Iraanse autoriteiten in het bijzonder belangstelling voor zullen hebben, is niet aannemelijk dat eiser bij aankomst in Iran problemen zullen wachten.
8. Verweerder betwist niet dat eiser een politieke overtuiging heeft. Verder wordt van eiser niet verwacht dat hij zich bij terugkeer in Iran terughoudend zal opstellen. Uit eisers eigen verklaringen volgt echter niet dat eiser voornemens is om zich bij terugkeer te uiten op een wijze die hem in de negatieve aandacht van de autoriteiten zal brengen. Eiser heeft immers verklaard dat hij zich pas weer zal uiten wanneer dat mogelijk is in de betrekkelijke anonimiteit van massale protesten. [4] Het is niet aannemelijk geworden dat eiser daarmee een gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade.
9. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Uit eisers verklaringen dat hij zijn paspoort heeft verscheurd omdat hij asiel wilde aanvragen volgt dat eiser zich te kwader trouw van zijn paspoort heeft ontdaan om in een gunstigere positie te komen. De omstandigheid dat eiser op een later moment alsnog een ander identiteitsdocument heeft overgelegd, doet hieraan niets af. [5]
10. Verweerder heeft gelet hierop ook een vertrektermijn kunnen onthouden. [6] Vervolgens is terecht een inreisverbod uitgevaardigd. [7] De beroepsgrond faalt.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Werkinstructie 2014/10 Integrale geloofwaardigheidstoets; inhoudelijke beoordeling (asiel).
3.Bestreden besluit p. 7, noten 8 en 9; Algemeen ambtsbericht Iran, september 2023, pagina 116 en DFAT country information report 14 april 2020, p. 70, en DFAT country information report 24 juli 2023, p 40.
4.Rapport nader gehoor van 13 december 2023, pagina 14.
5.Vergelijk in dat kader de uitspraak van de Afdeling van 6 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1022.
6.Op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw.
7.Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.