ECLI:NL:RBDHA:2024:5045

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
NL23.35007
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag van Somalische eiseres met betrekking tot geloofwaardigheid en samenwerkingsplicht van de staatssecretaris

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 10 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, van Somalische nationaliteit, heeft op 23 december 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 17 oktober 2023 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet heeft voldaan aan zijn samenwerkings- en onderzoeksplicht. Eiseres heeft gewerkt voor twee niet-gouvernementele organisaties en heeft bedreigingen ontvangen van Al-Shabaab, wat zij aanvoert als reden voor haar asielaanvraag. De staatssecretaris achtte de problemen met Al-Shabaab niet geloofwaardig, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de Griekse asielprocedure van eiseres, waar zij eerder internationale bescherming heeft gekregen. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 11 april 2022, waarin werd vastgesteld dat een eerder asielverzoek in een andere lidstaat relevant kan zijn voor de beoordeling van een asielaanvraag.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.750,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35007

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres,

mede namens haar minderjarige kind
[naam minderjarige], v-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. H.J.M. Nijholt),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. L.J.M. Rog).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres en haar minderjarige kind. Eiseres stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1997. Zij heeft op 23 december 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 17 oktober 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres heeft gewerkt bij twee niet-gouvernementele organisaties (ngo’s): de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en de
Action contre la faim(ACF). Daarnaast heeft zij gewerkt voor het radiostation [naam]. Door deze werkzaamheden is zij in het negatief daglicht komen te staan van Al-Shabaab. Al-Shabaab heeft eiseres benaderd en haar gevraagd gegevens van collega’s door te geven. Eiseres heeft hier niet aan meegewerkt en de pogingen van
Al-Shabaab om met haar in contact te komen genegeerd, totdat zij per ongeluk een anoniem telefoontje opnam. Tijdens dit telefoongesprek heeft Al-Shabaab eiseres met de dood bedreigd en haar gesommeerd te stoppen met haar werkzaamheden bij deze organisaties. Eiseres heeft Somalië vervolgens vanwege deze bedreigingen verlaten.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Werkzaamheden bij ngo’s en radiostation;
Problemen met Al-Shabaab.
5.1.
De staatssecretaris acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. De staatssecretaris acht ook geloofwaardig dat eiseres werkzaam was bij twee ngo’s en een radiostation. De staatssecretaris acht echter niet geloofwaardig dat eiseres problemen heeft met Al-Shabaab. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag ongegrond is.
Had de staatssecretaris de Griekse verblijfsstatus van eiseres moeten overnemen?
6. Eiseres wijst erop dat zij in Griekenland internationale bescherming geniet en betoogt dat de staatssecretaris de Griekse asielstatus van eiseres op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel had moeten overnemen. Het beleid van de staatssecretaris in het Informatiebericht (IB) 2022/84 om dat niet te doen, is in strijd is met het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraak van 11 april 2022 [1] geoordeeld dat uit de Procedurerichtlijn en de Kwalificatierichtlijn volgt dat harmonisatie tussen de lidstaten van de EU is beoogd door de asielprocedure en de voorwaarden voor asiel te uniformeren, maar dat deze richtlijnen niet voorzien in een verplichting tot het overnemen van de door een andere lidstaat verleende internationale bescherming. De omstandigheid dat Griekenland een vluchtelingenstatus heeft toegekend aan een vreemdeling, betekent daarom niet dat de staatssecretaris deze toegekende vluchtelingenstatus automatisch moet overnemen. De rechtbank volgt het betoog van eiseres dat de staatssecretaris haar Griekse asielstatus had moeten overnemen daarom niet. Dat de Griekse asielstatus volgens eiseres overgenomen dient te worden op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel volgt de rechtbank ook niet. Nog afgezien van het feit dat eiseres haar beroep op dit punt niet nader heeft onderbouwd, ziet de rechtbank geen reden voor het oordeel dat het beleid uit het IB 2022/84 in strijd is met het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Niet valt immers in te zien waarom dit beleid maakt dat er niet langer van kan worden uitgegaan dat Nederland of een andere EU-lidstaat zijn verdragsverplichtingen nakomt.
Had de staatssecretaris het Griekse asieldossier moeten opvragen en betrekken in de besluitvorming?
7. Eiseres betoogt verder dat de staatssecretaris haar Griekse asieldossier – waaruit volgt waarom zij daar een verblijfsvergunning asiel heeft gekregen – had moeten opvragen bij de Griekse autoriteiten. Volgens eiseres zitten in dit dossier mogelijk nog bewijzen die zij in de Griekse procedure heeft overgelegd. De staatssecretaris heeft onvoldoende gemotiveerd op grond van welke bepalingen uit de Procedurerichtlijn hij meent tot het opvragen van het dossier niet verplicht te zijn, omdat zowel in de beschikking als het voornemen een verwijzing daarnaar ontbreekt.
7.1.
In beginsel liggen de stelplicht en de bewijslast voor het verzoek tot internationale bescherming bij de vreemdeling. Dat betekent dat eiseres in de eerste plaats moet onderbouwen waarom zij in Somalië te vrezen heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM. Op de staatssecretaris rust echter een samenwerkings- [2] en onderzoeksplicht. [3] In de eerder genoemde uitspraak van 11 april 2022 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats geoordeeld dat een eerder asielverzoek in een andere lidstaat een relevant element kan zijn voor de beoordeling van een asielaanvraag. Het ontbreken van stukken uit de Griekse asielprocedure moet de staatssecretaris aanleiding geven om in het kader van de samenwerkingsplicht actief met de verzoeker samen te werken om alle elementen te verzamelen die het verzoek kunnen onderbouwen (door bijvoorbeeld vragen te stellen over het Griekse asieldossier of de vreemdeling ertoe te bewegen de stukken uit die procedure te overleggen) en zo nodig het Griekse asieldossier op te vragen bij de Griekse autoriteiten. Doet de staatssecretaris dat niet, dan voldoet hij niet aan zijn deel van de samenwerkingsplicht.
7.2.
Gelet op het voorgaande slaagt het betoog van eiseres. De staatssecretaris heeft in het geval van eiseres niet voldaan aan zijn deel van de samenwerkings- en onderzoeksplicht. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat de staatssecretaris de Griekse asielprocedure van eiseres heeft betrokken bij de huidige asielaanvraag, terwijl de staatssecretaris dat wel had kunnen en moeten doen. De staatssecretaris was ervan op de hoogte dat eiseres in Griekenland een asielprocedure had doorlopen: uit de Eurodac-treffer die in het dossier zit blijkt dat eiseres op 30 mei 2019 internationale bescherming heeft gekregen in Griekenland en de staatssecretaris heeft eiseres hiermee tijdens het aanmeldgehoor geconfronteerd. [4] Verder heeft eiseres al tijdens het aanmeldgehoor, en dus al vroeg in de asielprocedure, verklaard dat zij in het bezit was van een Grieks paspoort, maar dat dit is afgepakt. [5] Deze omstandigheden, gecombineerd met het feit dat eiseres de staatssecretaris al in de zienswijze heeft verzocht om stukken uit haar Griekse asieldossier op te vragen, hadden voor de staatssecretaris aanleiding moeten zijn om het eerdere asielverzoek en de Griekse asielprocedure waarin dat verzoek is behandeld in de huidige asielprocedure te betrekken. Het had, in het verlengde hiervan, op de weg van de staatssecretaris gelegen om in het bestreden besluit meer onderzoek te doen naar met feiten en omstandigheden in die Griekse asielprocedure dan hij nu heeft gedaan door eiseres daar op zijn minst tijdens de gehoren actief naar te vragen. De staatssecretaris heeft dat ten onrechte nagelaten. Evenmin heeft de staatssecretaris eiseres ertoe geprobeerd te bewegen de stukken uit die procedure over te leggen of zo nodig het Griekse asieldossier opgevraagd bij de Griekse autoriteiten.
Overige beroepsgronden
8. Omdat de rechtbank tot de conclusie komt dat de staatssecretaris onvoldoende invulling heeft gegeven aan de samenwerkingsplicht, kleeft er een zorgvuldigheidsgebrek aan het bestreden besluit. Het is aan de staatssecretaris om het geconstateerde zorgvuldigheidsgebrek te herstellen. Omdat het herstel van dit gebrek mogelijk gevolgen heeft voor de beoordeling van de geloofwaardigheid en zwaarwegendheid van het asielrelaas van eiseres, zal de rechtbank de overige beroepsgronden niet meer bespreken.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en de rechtbank het bestreden besluit vernietigt. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat de staatssecretaris een nieuw besluit op de asielaanvraag moet nemen en bij de voorbereiding van dat besluit mogelijk tot een andere inhoudelijke beoordeling komt dan in het bestreden besluit.
9.1.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de staatssecretaris op om een nieuwe beslissing op de aanvraag van eiseres te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Raat, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 11 april 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:3293.
2.Deze staat in artikel 31, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn.
3.Deze blijkt uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10 van de Procedurerichtlijn.
4.Zie het verslag van het aanmeldgehoor van 17 januari 2022, p. 2 en p. 13.
5.Zie het verslag van het aanmeldgehoor van 17 januari 2022, p. 4.