In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, een Somalische vrouw geboren in 2002, had op 24 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 13 februari 2024 afgewezen, met als reden dat de verklaringen van eiseres niet geloofwaardig waren. Tijdens de zitting op 12 maart 2024, waar eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, werd het asielrelaas van eiseres besproken. Eiseres stelde dat zij en haar moeder bedreigd werden door Al Shabaab, wat leidde tot de moord op haar moeder en haar eigen vlucht uit Somalië. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van eiseres tegenstrijdig en ongerijmd waren, en dat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde bedreigingen en de moord op haar moeder.
De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had vastgesteld dat eiseres geen reëel risico op ernstige schade liep bij terugkeer naar Somalië. De rechtbank wees erop dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij een alleenstaande vrouw was in de zin van het beleid, en dat de situatie in haar herkomstgebied niet zodanig was dat zij daar gevaar zou lopen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris terecht was en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres kreeg geen vergoeding van haar proceskosten. Deze uitspraak benadrukt het belang van geloofwaardigheid en de noodzaak voor asielzoekers om hun claims met voldoende bewijs te onderbouwen.